UITRUSTING
WAARSCHUWING
Draag steeds een veiligheidsgor-
del. Veiligheidsgordels beper-
ken het risico op verwondingen
bij botsingen en helpen alle le-
dematen in de cockpit te hou-
den bij kantelen of botsen.
Als de veiligheidsgordel van de be-
stuurder niet goed is vastgemaakt
wanneer:
-
het contact AAN staat, gaat het
verklikkerlichtje van de veilig-
heidsgordel branden.
-
Als de motor gestart wordt en
de schakelhendel in een andere
dan de PARKEER-stand gezet
wordt, wordt de snelheid van
het voertuig beperkt tot onge-
veer 20 km/h op een vlakke on-
dergrond.
WAARSCHUWING
Naargelang de hellingsgraad
kan het voertuig een hogere of
lagere snelheid bereiken.
Ter herinnering om de veiligheids-
gordel vast te klikken, wordt het
volgende bericht weergegeven op
de multifunctionele meter: SEAT
BELT (VEILIGHEIDSGORDEL).
WAARSCHUWING
Er is geen waarschuwingslamp
of bericht voor de veiligheids-
gordel van de passagier. De
bestuurder is verantwoordelijk
voor de veiligheid van de passa-
gier en moet ervoor zorgen dat
de passagier zijn veiligheidsgor-
del omdoet.
De veiligheidsgordel vastklikken
en aanpassen
De gordel is voorzien van een ver-
grendeling die de heupgordel blok-
88
keert wanneer het web onder
spanning komt te staan.
1. Vergrendelknop
Duw het vergrendelplaatje van de
veiligheidsgordel in de houder en
trek aan de gordel om te controle-
ren of deze goed is vastgeklikt.
Leg de veiligheidsgordel strak langs
uw lichaam door de schoudergordel
naar boven te trekken.
TYPISCH
WAARSCHUWING
Draag de veiligheidsgordel op
de juiste manier. Zorg dat het
goed vast blijft en strak tegen
het lichaam zit. Zorg ervoor dat
de gordel niet gedraaid zit of
defect is.
Om de veiligheidsgordel vrij te ge-
ven, drukt u op de rode knop van
de gesp.