-
Zorg er steeds voor dat u het
voertuig correct parkeert op het
vlakste stuk van het terrein. Zet
de schakelhendel in de PAR-
KEER-stand, stop de motor en
verwijder de sleutel voor u het
voertuig verlaat.
-
Ga er nooit van uit dat het voer-
tuig overal veilig zal geraken.
Door onverwachte terreinveran-
deringen, zoals putten, laagtes,
glooiingen, zachtere of hardere
"grond" of andere onregelmatig-
heden kan het voertuig kantelen
of onstabiel worden. Rijd traag
en observeer altijd het terrein
voor u om dit te voorkomen.
Dreigt het voertuig toch te kan-
telen of om te kiepen, dan moet
u onmiddellijk sturen in de rich-
ting waarnaar het kantelt! Pro-
beer nooit een kantelend voer-
tuig te stoppen met uw armen
of benen. U behoort uw ledema-
ten binnen de kooi of de ROPS
(beschermende structuur bij
kantelen) te houden.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
VEILIG GEBRUIK - VERANTWOORDELIJKHEDEN
17