type autoadressering, afhankelijk van de types van de apparaten zijn aangesloten
- Druk op de toets "Start autoadressering ID", wanneer de autoadressering volgens het ID nummer uitgevoerd
moet worden.
- Druk op de toets "Start autoadressering Isolator", wanneer de autoadressering volgens de isolator uitgevoerd
moet worden. Opmerking: Om een succesvolle autoadressering na isolators uit te voeren, moeten alle aange-
sloten apparaten met ingebouwde module-isolators zijn (of aangesloten aan de lus – handbrandmelders en
modules).
Nadat de autoadressering in een van de beschreven werkwijzen gestart is, toont het veld "Aantal elementen" het
aantal van elementen die actueel aan de lus zijn geadresseerd.
Tijdens elke autoadressering is het ATENA paneel in een speciale werkmodus, in welke het niet communiceert
en de toestand van de andere apparaten in het systeem niet controleert
Nadat de autoadressering in een van de beschreven werkwijzen gestart is, toont het veld "Aantal elementen" het aantal
van elementen die actueel aan de lus zijn geadresseerd.
Tijdens elke autoadressering is het ATENA paneel in een speciale werkmodus, in welke het niet communiceert en de
toestand van de andere apparaten in het systeem niet controleert.
3.4 Zones
Kies opeenvolgend SYSTEEM - PROGRAMMEREN – ZONES.
De analoog-adresseerbare brandmeldcentrale ATENA heeft 96 zones. De toestanden BRAND en VOORALARM wor-
den door de LEDs FIRE en PREALARM en het nummer van de respectieve zone geïdentificeerd. In de toestand
BRAND licht de LED FIRE constant. In de toestand VOORALARM flikkert de LED PREALARM en er wordt een waar-
schuwende melding aangegeven. Bij het tweede starten van de elementen van dezelfde zone wordt een alarmmelding
BRAND voor deze zone gegenereerd. Om het menu voor zoneconfiguratie te kiezen, moet u de toets "Zones" van het
menu Programmeren kiezen – figuur display 3.
Het algemene aanzicht van het menu voor zoneconfiguratie is op het figuur display 14 aangegeven
.
1.Toetsen voor het kiezen van een zonenummer;
2.Actief invoerveld voor zonenamen;
3.Toets voor het invoeren van een groepsnummer (1-48). De waarde „0" betekent dat de zone niet aan een groep is
toegewezen;
4.Toets voor het omschakelen van de werkmode van de zone;
5.Vertraging van de signaalgevers;
6.Vertraging doormelding brandweer;
7.Vertraging brandalarm;
8.Toets voor inschakelen/uitschakelen van de zone
3.4.1 Toetsen voor het kiezen van een zonenumme
Kies opeenvolgend of direct het nummer van de zone die bewerkt gaat worden.
3.4.2 Actief invoerveld voor de zonenaam
Door deze toets wordt een display getoond (figuur display 9), voer de naam van de zone in. De naam mag niet 40
karakters inclusief spaties overschrijden. De ingevoerde informatie kan met ENTER worden opgeslagen.
Analoog adresseerbare Brandmeldcentrale ATENA - Gebruikershandleiding Installatie en programmering
Figuur display 14.
1
2
3
4
5
6
7
8
47