- NORMALE POLARITEIT instellen, het relais van de module 41IOM000 wordt geactiveerd bij het geven van het signaal
en als het signaal afvalt, wordt het gedeactiveerd.
- GEINVERTEERDE POLARITEIT instellen , het relais van de module 41IOM000 wordt actiefwanneer er geen signaal
is, en wordt gedeactiveerd bij het geven van het signaal.
Opmerking: De led indicatie volgt niet de logische toestand van de module.
Druk op "Opslaan" in het hoofdbeeldscherm om de instellingen op te slaan.
.
3.3.3 Apparaten adresseren
In dit menu kan de installateur nieuwe adressen invoeren, ingevoerde adressen wijzigen of zelfadressering instel-
len. Het adresseringstype hangt af van de voorkeur van de installateur en van de omvang van het systeem.
De systeemconfiguratie kan in een van beide methoden worden uitgevoerd.
- De apparaten worden direct aan de luscontrollers van het paneel aangesloten – Lus 1 - 4. Het paneel herkent
hen als nieuwe luselementen en wijst hen opeenvolgend adressen toe afhankelijk van de orde van aansluiten aan de
lus, waarbij het met het eerste in de systeemconfiguratie gevonden adres begint. De installateur heeft de mogelijkheid
om de nieuw gevonden elementen een voor een of alle tegelijk met de toets "Opslaan" op de display in de menu's PRO-
GRAMMEREN op te slaan – zie figuur display 3.
• ZELFADRESSERING. Alle nieuwe apparaten worden op het verbinden met de systeemconfiguratie bereid maar
fysiek niet aangesloten (de detectors en de signaalgevers zijn niet aan de basissen geïnstalleerd, de handbrandmelder
en de modules zijn niet aan de lus aangesloten). Om de zelfadressering te starten, moet de installateur opeenvolgend
SYSTEEM - PROGRAMMEREN - APPARATEN - ADRESSERING – ZELFADRESSERING kiezen. De paneel display
geeft het eerste vrije adres voor elke lus ATENA 41ECL020 aan. Daarna gaat de installateur de elementen een voor
een aan de lus aansluiten in de gewenste volgorde. Het paneel slaat het op de display getoonde actuele adres van het
element op en gaat automatisch over naar het volgende vrije adres.
• AUTOADRESSERING. Deze werkwijze is de gemakkelijkste voor de installateur om luselementen te adresse-
ren. Na betreden van het menu SYSTEEM - PROGRAMMEREN - APPARATEN - ADRESSERING – AUTOADRESSE-
RING start de installateur de procedure. Er zijn twee manieren voor de autoadressering van de elementen: volgens het
ID nummer en volgens een ingebouwde isolator-module.
- Autoadressering volgens het ID nummer. Nadat de procedure is gestart wordt de volgorde van de unieke
ID nummers van de aangesloten luselementen gevolgd. De volgorde gaat van laag naar hoog, waarbij ook het type
van het apparaat aangezien wordt – eerst worden de brandmelddetectoren geadresseerd, dan de signaalgevers, de
handbrandmelder en ten laatste de modules.
- Autoadressering volgens een ingebouwde isolator-module. Om deze werkwijze succesvol aan te wen-
den, moeten alle aan de lus aangesloten apparaten ingebouwde en aangesloten isolators hebben. Nadat de procedure
is gestart, begint het paneel de elementen te adresseren van het nummer 1 tot 250, waarbij de volgorde van de elemen-
ten in de lus wordt gevolgd.
De richting van de autoadressering is op het diagram beneden getoond. De richting begint van de linkerkant van de
luscontroller (plus en min leiding) en gaat naar rechts.
De adressering van elementen op aftakkingen gaat met het opvolgende nummer van de hoofdlus voort naar het einde
van de aftakking
.
Analoog adresseerbare Brandmeldcentrale ATENA - Gebruikershandleiding Installatie en programmering
43