● de luchtstroom wordt niet door de afdekkleppen, afdekkappen o.i.d. nadelig beïnvloed resp.
belemmerd.
● Alle maatregelen ter bescherming tegen aanraking voor bewegende een
spanningsvoerende onderdelen zijn toegepast.
Testrun uitvoeren
1. Schakel de externe ventilatormotor kort aan en uit.
2. Vergelijk daarbij de draairichting van de ventilator met de pijl van de draairichting. Als de
draairichting niet met draairichting van de pijl overeenkomt, vervang dan twee van de drie
fasen van de externe ventilatormotor.
7.4
Inschakelen
Maatregelen bij de inbedrijfstelling
Na montage of revisie worden voor de normale inbedrijfname van machines de volgende
maatregelen aanbevolen:
● Start de machine onbelast. Sluit daartoe de vermogensschakelaar en schakel ze niet
voortijdig uit. Het uitschakelen vlak na het starten als het toerental nog laag is ter controle
van de draairichting of ter controle moet absoluut tot het strikt noodzakelijke worden
beperkt. Laat de machine voor het herinschakelen uitlopen.
● De mechanische loop op geluiden of trillingen aan de lagers en lagerplaatjes controleren.
● Schakel de machine uit als ze onrustig loopt resp. bij abnormale geluiden van de machine
en stel bij het uitlopen de oorzaak vast.
● Wanneer de mechanische loop direct na het afschakelen verbetert, dan zijn magnetische
of elektrische invloeden de oorzaak. Wanneer de mechanische loop na het afschakelen
niet verbetert, zijn mechanische invloeden de oorzaak: bijv. onbalans van de elektrische
machine of de werkmachine, onvoldoende uitlijning van het machineverzet, bedrijf van de
machine in systeemresonantie (systeem = machine + frame + fundering enz.).
● Als de machine mechanisch onberispelijk draait, de eventueel voorhanden zijnde
koelinrichtingen inschakelen en de machine enkele tijd onbelast observeren.
● Belast de machine terwijl ze probleemloos loopt. Controleer of de machine rustig loopt.
Lees de waarden af voor de spanning, de stroom en het vermogen en noteer deze.
Lees indien mogelijk de overeenkomstige waarden van de werkmachine af en leg deze
eveneens vast in een protocol.
● Controleer de temperatuur van de lagers en wikkelingen etc. tot het bereiken van het
volhardingspunt.
Protocolleer deze waarden voor zover dat met de beschikbare meetinrichtingen mogelijk
is.
1LE5 AH 400/450
Bedieningshandleiding, 10/2018
Inbedrijfstelling
7.4 Inschakelen
85