Elektrische aansluiting
6.5 Aardingsleider aansluiten
De aansluitleidingen zijn met een kleur of een beschrijving gemarkeerd De klant sluit de
afzonderlijke leidingen volgens de beschrijving rechtstreeks aan op de schakelkast van zijn
installatie.
Schroefverbindingen met aansluitschroefdraad in de aansluitkast (EN 50262)
6.5
Aardingsleider aansluiten
De doorsnede van de aardleiding moet aan EN / IEC 60034-1 voldoen.
Neem bovendien de installatievoorschriften in acht, bijv. volgens EN / IEC 60204-1.
Een aardleiding kan in principe op twee manieren op de machine worden aangesloten:
● Interne aarding met aansluiting in de aansluitkast op het hiervoor aangewezen en
gemarkeerde punt.
● Buitenste aarding met aansluiting op de statorbehuizing op de hiervoor aangewezen en
gemarkeerde punten.
Soort aarding van de behuizing
Aansluiting van een enkele ader onder externe aard‐
ingshoek.
Aansluiting met DIN-kabelschoen onder externe
aardklem, DIN 46 234
66
②
O-ring
M12
Bedieningshandleiding, 10/2018
Kabeldiameter
mm²
150
1LE5 AH 400/450