6.
Ter bescherming van de motor verwijdert u de bougie en giet u via het bougiegat een 1/2 ounce (14,2 ml)
SAE 10-olie in de motor. Draai de krukas van de motor een paar keer handmatig rond en sluit vervolgens de
bougiekabel weer aan. Draai deze aan tot 20 ft·lb (27 N·m).
7.
Zorg dat de banden de aanbevolen bandenspanning hebben. Zie Voertuigspecificaties op pagina 71.
8.
Voer halfjaarlijks een smeerbeurt uit. Zie Periodieke smeerschema's op pagina 48.
9.
Reinig de voor- en achterzijde van de carrosserie, stoelen, het laadplatform, motorcompartiment en onderzijde
van het voertuig grondig.
10.
Activeer de parkeerrem niet. Blokkeer de wielen om te voorkomen dat het voertuig gaat rollen.
HET BENZINEVOERTUIG NA OPSLAG WEER IN GEBRUIK NEMEN
1.
Neem het brandstofsysteem weer in gebruik.
1.1.
Verwijder de dop van de ontluchtingsopening van de brandstoftank (Figuur 34, Pagina 69).
1.2.
Sluit de ontluchtingsslang aan op de ontluchtingsopening van de brandstoftank.
2.
Sluit de accu en de bougiekabel aan. Zie Accu met polen aan de bovenkant: De accu aansluiten:
benzinevoertuigen op pagina 19.
Zie Accu met polen aan de zijkant: De accu aansluiten – Benzinevoertuigen op pagina 19.
3.
Plaats de hendel Vooruit/Achteruit in de stand VRIJLOOP en de vrijloopvergrendelingsschakelaar in
de stand ONDERHOUD. Draai de sleutel totdat de motor is gestart. Schakel de motor uit en zet de
vrijloopvergrendelingsschakelaar terug in de stand RIJDEN. Zie de volgende OPMERKING.
OPMERKING: Als gevolg van de olie die ter voorbereiding aan de motor is toegevoegd voor opslag, kan de motor bij
eerste ingebruikneming na opslag tijdelijk veel rook produceren.
4.
Zorg dat de banden de aanbevolen bandenspanning hebben. Zie Voertuigspecificaties – Benzinevoertuigen
op pagina 75.
5.
Voer de Veiligheidscontroles vóór elk gebruik en dagelijkse controles op pagina 31 en de Functietest op pagina
32 uit.
ONDERHOUD
Zie Algemene waarschuwingen op pagina 15.
Om een probleemloos gebruik van het voertuig te garanderen, dient u een vastgesteld preventief onderhoudsschema
te volgen. Regelmatig en consequent voertuigonderhoud kan defecten en dure reparaties als gevolg van nalatigheid
voorkomen. Gebruik Veiligheidscontroles vóór elk gebruik en dagelijkse controles op pagina 31, de volgende Periodiek
onderhoudsschema en Periodieke smeerschema's om het voertuig in goede staat te houden.
Ieder voertuig dat niet probleemloos werkt, mag pas weer in gebruik worden genomen wanneer het is gerepareerd.
Dit voorkomt verdere schade aan het voertuig en het optreden van mogelijk letsel bij inzittenden als gevolg van
onveilige omstandigheden.
Neem voor alle reparaties en het (half)jaarlijks periodiek onderhoud contact op met uw plaatselijke dealer/distributeur
van Club Car.
WAARSCHUWING
• Indien er problemen aan het licht komen tijdens een geplande inspectie of onderhoudsbeurt, mag
het voertuig niet worden gebruikt tot het is gerepareerd. Indien de vereiste reparaties niet worden
WAARSCHUWING VERVOLG OP DE VOLGENDE PAGINA
CARRYALL 500/550/700 Gebruikershandleiding
Onderhoud
Pagina 43