Bediening en verklikkers
KOPLAMPBEDIENING
Voertuigen met koplampen
De koplampschakelaar (3) bevindt zich rechts van het instrumentenpaneel (Figuur 9 of Figuur 10). Druk op de
kant van de schakelaar met het koplampsymbool om de koplampen in te schakelen en druk op de andere kant
om ze uit te schakelen.
OPMERKING: Benzinevoertuigen: langdurig gebruik van de koplampen zonder dat de motor draait of wanneer
de motor stationair draait, zal de accu ontladen.
LAADVERKLIKKER
Uitsluitend voor elektrische voertuigen
De elektrische voertuigen zijn voorzien van een laadverklikker (4). Deze bevindt zich boven aan het instrumentenpaneel
(Figuur 9). Dit lampje heeft twee functies: 1) Waarschuwing lage accuspanning en 2) Laadbevestiging.
Waarschuwing lage accuspanning
• Het lampje brand en blijft aan wanneer de accuspanning onder de 20% zakt.
• Het lampje begint te knipperen wanneer de accuspanning onder de 10% zakt.
VOORZICHTIG
• Wanneer het lampje een lage accuspanning aangeeft, moet het voertuig zo snel mogelijk worden
opgeladen.
Laadbevestiging
• Het lampje knippert drie keer en tegelijkertijd klinkt de achteruitrijzoemer drie keer om aan te geven dat de accu
wordt opgeladen.
WAARSCHUWINGSLAMPJE LAAG OLIEPEIL
Uitsluitend voor benzinevoertuigen
De benzinevoertuigen zijn voorzien van een waarschuwingslampje voor een laag oliepeil (4). Dit lampje bevindt zich
boven aan het instrumentenpaneel (Figuur 10). Wanneer het waarschuwingslampje brandt, moet u het oliepeil
controleren en naar behoefte olie aan de motor toevoegen alvorens het voertuig verder te gebruiken. Zie de volgende
VOORZICHTIG. Het voertuig mag nooit worden gebruikt zolang het waarschuwingslampje voor een laag oliepeil blijft
branden. Als het waarschuwingslampje aan en uit gaat, mag het voertuig worden gebruikt, maar moet er zo snel
mogelijk olie worden toegevoegd. Het lampje knippert herhaaldelijk om aan te geven dat er mogelijk een probleem is
met de elektrische brandstofinjectie (EFI). Indien het oliepeil goed is maar het waarschuwingslampje blijft branden,
moet u het voertuig door een geschoolde monteur laten nakijken.
VOORZICHTIG
• Als u de olie niet onmiddellijk bijvult zodra het waarschuwingslampje voor een laag oliepeil gaat
branden, kan dit onomkeerbare schade aan de motor veroorzaken.
BRANDSTOFMETER/URENTELLER (OPTIONEEL)
Uitsluitend voor benzinevoertuigen
Indien het voertuig is voorzien van een brandstofmeter/urenteller (5), bevindt deze zich op het instrumentenpaneel
(Figuur 10). Met de brandstofmeter kan de bestuurder het brandstofniveau in het voertuig controleren. De urenteller
moet worden gebruikt door een geschoolde monteur om het voertuiggebruik na te gaan en te bepalen of periodieke
onderhoudsprocedures vereist zijn. Zie Periodiek onderhoudsschema op pagina 44.
Pagina 24
CARRYALL 500/550/700 Gebruikershandleiding