4. Bedien de bedieningsschakelaar, hendel of regelaar voor
de gewenste functie en houd hem vast.
5. Zet de hulpvoedingsschakelaar aan en houd hem vast.
6. Laat de hulpvoedingsschakelaar, de gekozen bedie-
ningsschakelaar, hendel of regelaar en de voetschake-
laar los.
7. Zet de voedings/noodstopschakelaar uit.
Ga als volgt te werk om de hulpvoeding vanaf het grond-
bedieningsstation te activeren:
1. Zet de sleutel van de keuzeschakelaar "Platform/Grond"
op "Grond".
2. Zet de voedings/noodstopschakelaar aan.
3. Bedien de bedieningsschakelaar of regelaar voor de
gewenste functie en houd hem vast.
4. Zet de hulpvoedingsschakelaar aan en houd hem vast.
5. Laat de hulpvoedingsschakelaar los, gevolgd door de
gekozen bedieningsschakelaar of regelaar.
6. Zet de voedings/noodstopschakelaar uit.
3122568
5.5
BEDIENING IN NOODGEVALLEN
Gebruik van grondbedieningsstation
WEET HOE U IN GEVAL VAN NOOD HET GRONDBEDIE-
NINGSSTATION MOET GEBRUIKEN.
Het grondpersoneel moet de bedieningskenmerken van de
machine en de functies van het grondbedieningsstation gron-
dig kennen. Bediening van de machine, doorlezen en begrij-
pen van dit hoofdstuk en praktische bediening van de
schakelaars in gesimuleerde noodsituaties moeten deel uit-
maken van de training.
– JLG Hoogwerker –
HOOFDSTUK 5 - NOODPROCEDURES
5-3