HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS
8. Indicator giekstoring
Als de indicator Giekstoring gaat branden wanneer u
probeert een torengiekfunctie te activeren, wordt de
functie uitgeschakeld door de afslagschakelaar van de
torengiek. Deze functie is niet toegestaan in de huidige
giekconfiguratie.
Als de indicator giekstoring knippert of brandt zonder
dat er geprobeerd wordt een giekfunctie te activeren, is
de opstand niet uitgelijnd of moet het controlesysteem
worden gekalibreerd.
GEBRUIK DE MACHINE NIET ALS HET LAMPJE VOOR GIEKSTORING
KNIPPERT OF BRANDT.
INDIEN DE OPSTAND NIET UITGELIJND IS MET HET GEHEVEN PLAT-
FORM, BRENG DAN DE HOOFDGIEK OMLAAG EN SCHUIF DEZE UIT
TOTDAT HET PLATFORM DE GROND BEREIKT. DE FUNCTIE TOREN-
GIEK OMLAAG IS IN DEZE TOESTAND UITGESCHAKELD. MELD HET
PROBLEEM BIJ HET ONDERHOUDSPERSONEEL. GEBRUIK DE
MACHINE NIET TOT DE STORING IS VERHOLPEN.
3-8
9. Overbelasting platform (indien aanwezig)
Duidt op overbelasting van het platform.
10. Indicator hydrauliekoliefilter (vóór S/N 85331)
Een meetindicator geeft aan wanneer het retouroliefilter
vervuild is en vervangen moet worden.
11. Indicator oliefilter transmissiepomp (vóór S/N 85331)
Geeft aan dat het filter van de vulpomp vervuild is en
vervangen moet worden.
12. Indicator motorluchtfilter (vóór S/N 85331)
Wanneer deze indicator brandt, betekent dit dat het
luchtfilter vervuild is en vervangen moet worden.
– JLG Hoogwerker –
3122568