14. Draai de stelschroef voor de kantelhoek verder
aan.
15. Plaats de as van de schakelverbinding plus de
bijbehorende pennen aan weerszijden.
16. Start de motor en zet het maaidek omhoog in de
transportstand.
17. Schakel de motor uit.
18. Plaats de pennen aan weerszijden.
19. Laat het maaidek naar de maaistand zakken
(het startslot, zie punt 6).
20. Plaats de cardanas.
21. Controleer de kantelhoek van het maaidek en
stel deze af. Zie "Kantelhoek" op bladzijde 48.
Instellen van maaihoogte en kantelhoek
Wanneer er een nieuw maaidek is gemonteerd,
moeten de maaihoogte en de kantelhoek worden
afgesteld.
Het afstellen moet gebeuren in de genoemde
volgorde.
Uitgangspositie:
•
Controleer de luchtdruk van de banden: 100 kPa/1,0 bar/
14,5 PSI, 150 kPa/1,5 bar/21,7 PSI voor de draaiwielen.
•
Het maaidek moet uitgeklapt zijn op een vlakke
ondergrond.
BELANGRIJKE INFORMATIE:
Wanneer u het maaidek vervangt, moeten kantelhoek
en hoogte opnieuw worden afgesteld.
Maaihoogte
1. Draai de hendels voor de maaihoogte-instelling
los.
2. Stel voor alle drie de instelpunten dezelfde
hoogte in.
3. Zet de hendels voor de maaihoogte-instelling met
de hand vast.
4. Stel de hendels voor de maaihoogte-instelling in.
Ontkoppel de hendel door op de knop erin te
drukken en zet hem horizontaal, zodat hij niet in
struiken e.d. blijft haken.
Het hoogte-interval varieert van 25-127 mm (1"- 5"), 7 standen.
Plaats de pennen aan weerszijden
Rechter maaihoogteinstelling
Linker maaihoogteinstelling
Achterste maaihoogteinstelling
Onderhoud
47