Rijden
5. Activeer desgewenst gewichtsoverdracht met de
schakelaar (30) op het bedieningspaneel. De
gewichtsoverdrachtsstand moet altijd
geactiveerd zijn wanneer u een helling oprijdt en
gedeactiveerd zijn wanneer u een helling afrijdt.
6. Start het maaidek indien nodig met de
schakelaar voor PTO (22) op het
bedieningspaneel.
Het maaidek kan alleen op de lage versnelling
worden gestart. Als de schakelaar al is
uitgetrokken en het dek start niet, drukt u deze in
om hem vervolgens weer uit te trekken (zie
veiligheidscircuit op blz. 42).
Afremmen
Laat de rijpedalen opkomen. De machine remt af en stopt dan
door het aandrijfsysteem. Gebruik de parkeerrem niet als
rijrem.
U kunt sneller afremmen door op het rijpedaal voor de
tegengestelde rijrichting te drukken.
De motor stoppen
Laat de motor, als deze hard heeft moeten werken,
één minuut stationair lopen om weer een normale
werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt afgezet.
1. Zet het maaidek uit als dit in bedrijf is.
2. Breng het maaidek met het hefpookje omhoog.
3. Breng de toerentalregeling naar stand "MIN". Zet
de startsleutel op "OFF".
4. Schakel met stilstaande machine de parkeerrem
in door eerst het vergrendelhandvat (36) op het
bedieningspaneel omhoog te trekken en daarna
het parkeerrempedaal (3) in te drukken.
Ontluchten bij brandstofstop
Zie het hoofdstuk Onderhoud "Ontluchten van het
brandstofsysteem" op blz. 86.
Motorstop
Als de motor stopt, is het stuurvermogen nog
aanwezig, maar het draaien van het stuur is
zwaarder geworden. Omdat de krachtoverbrenging
hydrostatisch is, stopt de machine onmiddellijk.
34
Schakelaar voor PTO en gewichtsoverdracht
Het maaidek uitzetten
Stopstand
Parkeerrem