Hoofdstuk 1
weergegeven, zodat u de scansnelkoppelingen die u wilt gebruiken, kunt sturen naar
de lijst met scansnelkoppelingen op het bedieningspaneel van de scanner.
a. Selecteer in de lijst Beschikbare scansnelkoppelingen een snelkoppeling en
klik vervolgens op Toevoegen.
b. Gebruik de pijlen Verplaatsen (omhoog) en Verplaatsen (omlaag) in het
dialoogvenster om de volgorde van de snelkoppelingen te bepalen in de lijst op
het bedieningspaneel.
De snelkoppelingen worden in deze volgorde weergegeven als u op het
bedieningspaneel van de scanner door de lijst bladert.
c. Als de lijst klaar is, klikt u op Apparaat bijwerken en sluit u de HP-scansoftware.
Zie de meegeleverde Aan de slag-gids voor meer informatie over het uploaden
van scansnelkoppelingen.
4. Gebruik de
5. Druk op de knop Scannen (
scanner stuurt de scan naar de computer.
Tips voor het gebruik van de knop Scannen
•
Voordat u de knop Scannen (
selecteren die u wilt weergeven in het menu met scansnelkoppelingen.
•
Als u een scan wilt annuleren, drukt u op de knop Annuleren ( ).
•
U kunt de knoppen Scannen (
waarin knoppen kunnen worden ingesteld. Zie de meegeleverde Aan de slag-gids
voor meer informatie.
•
Als u een voorbeeld van uw scan wilt bekijken en de scan wilt bewerken voordat u
deze verzendt, dubbelklikt u op het pictogram HP-scansoftware op het bureaublad,
klikt u op Instellingen wijzigen en selecteert u Voorbeeldscan tonen. U kunt ook
instellen dat met behulp van de knop Scannen een voorbeeld wordt weergegeven
voordat de scan wordt verzonden. Zie de Help bij de scannersoftware voor meer
informatie.
•
Als u 35-mm dia's of negatieven scant, selecteert u een scansnelkoppeling voor dia's
of negatieven. Als u dat niet doet, gaat de lamp van de transparantenadapter niet
aan.
•
Als u een aangepaste scansnelkoppeling wilt maken, dubbelklikt u op het pictogram
HP-scansoftware op uw computer. Selecteer in het dialoogvenster met
snelkoppelingen in HP-scansoftware de scansnelkoppeling die het meest
overeenkomt met de snelkoppeling die u wilt maken en klik vervolgens op
Instellingen wijzigen. Pas de instellingen aan en sla vervolgens de
scansnelkoppeling op. Zie de Help bij de scannersoftware voor meer informatie. U
kunt een scansnelkoppeling ook aanduiden als de standaardinstelling, zodat u deze
niet telkens in de lijst hoeft te selecteren.
Zie ook
•
"Originelen plaatsen" op pagina 9
•
"De HP-scansoftware gebruiken" op pagina 17
•
"Andere software gebruiken" op pagina 17
16
De scanner gebruiken
en
om de scansnelkoppeling te selecteren.
) op het bedieningspaneel van de scanner. De
) voor het eerst gebruikt, moet u de snelkoppelingen
) en Kopiëren (
) koppelen aan alle scansoftware