Wanneer de balk op inbouwtemperatuur is en er voldoende mengsel voor de balk ligt,
dienen de volgende schakelaars, hendels en regelaars in de vermelde stand te wor-
den gezet
Pos.
1
Rijaandrijving snel/langzaam
2
Rijsnelheidknop rijaandrijving
3
Motortoerental
4
Balkstop
5
Balkpositie
6
Vibratie
7
Stamper
8
Worm links/rechts
9
Transporteur links/rechts
10
Toerentalregeling stamper ( )
11
Toerentalregeling vibratie
12
Transporteur (hoekbediening)
13
Worm (hoekbediening)
- Dan de rijhendel (14) volledig naar voren duwen en rijden.
- De materiaalverdeling bekijken en eventueel de eindschakelaars bijstellen.
- De instelling van de stabilisatie-elementen (stamper en/of vibratie) dient overeen te
komen met de gewenste stabilisatiegraad.
- De inbouwdikte moet na de eerste 5–6 meter door de voorman worden gecontro-
leerd en eventueel worden gecorrigeerd.
De omgeving van de loopwerkkettingen of aandrijfwielen moeten worden gecontro-
leerd, omdat oneffenheden in de onderbouw worden gecompenseerd door de balk.
De loopwerkkettingen en aandrijfwielen zijn de referentiepunten voor de laagdikte.
Als de werkelijke inbouwdikte in belangrijke mate afwijkt van de weergegeven waar-
den op de schaalmeters, dient men de basisinstelling van de balk te corrigeren (zie
de gebruiksaanwijzing van de balk).
De basisinstelling geldt voor asfaltmengsel.
D 40
Schakelaar
Stand
langzaam ("Schildpad")
afhankelijk van de inbouwsituatie
maximum
auto
drijfstand
auto
auto
auto
auto
afhankelijk van de inbouwsituatie
afhankelijk van de inbouwsituatie
auto
auto