WAARsCHUWINGslAMPjes
De aanwezigheid en de werking van de lampjes ZIjN AFHANKelIjK VAN HeT lAND, HeT UITRUsTINGsNIVeAU eN eVeNTUele
OPTIes VAN De AUTO.
A
1
Instrumentenpaneel A: deze gaat branden
wanneer de lichten aangaan. De lichtsterkte
ervan kunt u regelen met de draaiknop 1.
Het oplichten van sommige controlelampjes
gaat vergezeld van een boodschap.
©
Waarschuwingslampje
nodig voorzichtig direct naar een merk-
dealer te rijden. Als u dit voorschrift ne-
geert, loopt u het risico dat uw auto be-
schadigd wordt.
1.64
(1/3)
u
Controlelampje markeringslicht
á
Controlelampje grootlicht
k
Controlelampje dimlicht
Controlelampje mistachterlicht
c
Controlelampje richtingaanwij-
zers links
b
Controlelampje richtingaanwij-
zers rechts
Het
û
veiligheid, direct te stoppen
zonder het verkeer in gevaar
: Het is
te brengen. Stop de motor en start deze
niet opnieuw. Roep de hulp in van een
merkdealer.
waarschuwingslampje
dwingt u, voor uw
å
Waarschuwingslampje airbag
Het licht op bij het starten van de
motor en dooft na enkele secondes.
Als het niet gaat branden bij het aanzetten
van het contact of als het gaat branden bij
een startende motor, wijst dit op een storing
in het systeem.
Raadpleeg zo spoedig mogelijk een merk-
dealer.
}
Waarschuwingslampje handrem
vastgezet
Raadpleeg de paragraaf "Handrem" in
hoofdstuk 2.
Als er geen visueel of geluids-
signaal terug komt, geeft het
een storing van het instrumen-
tenpaneel weer. U moet direct
stoppen zonder het overige verkeer in
gevaar te brengen. Zorg dat de auto in-
derdaad goed gestopt is en neem con-
tact op met een merkdealer.