ZeKeRINGeN
(2/2)
2
3
4
1
5
Bestemming van de zekeringen
(de aanwezigheid en locatie van de zekerin-
gen is afhankelijk van de uitvoering)
1 Remlichten;
2 Claxon;
3 Instrumentenpaneel;
4 Automatische portiervergrendeling;
5 Richtingaanwijzers;
6 Aansteker;
7 Ruitensproeier;
8 Radio;
9 Ruitenwisser achter;
5.16
6
7
8
10
11
9
12
13
10 Binnenlicht voor en verlichting kofferbak;
11 Voetgangersclaxon;
12 Remlichtschakelaar;
13 Elektrische ruitbediening bestuurderspor-
tier;
14 Verwarmde buitenspiegels.
14
oorspronkelijke zekering.
Door een te sterke zekering kan de be-
drading te heet worden en kan brand
ontstaan als een elektrisch orgaan door
een storing te veel stroom verbruikt.
Controleer de betreffende ze-
kering en vervang hem, indien
nodig, door een zekering met
hetzelfde amperage als de