Machine aan- en afkoppelen
7.2.1
Koppelen - tractor en grondbewerkingsmachine
De combinatie is uitgerust met een analoge werkstandsensor. De analoge werkstandsensor levert de
impuls levert het in- en uitschakelen van de elektromotor voor de zaaiasaandrijving.
Grondbewerkingsmachine en tractor koppelen,
zie bedieningshandleiding
"Grondbewerkingsmachine".
Afb. 120
De topstang van de grondbewerkingsmachine is
uitgerust met een analoge werkstandsensor (Afb.
121/1), die de impuls levert voor het in- en
uitschakelen van de elektromotor voor de
doseerrolaandrijving.
Een veerbelaste arm (Afb. 121/2) bepaalt de
machinestand afhankelijk van de topstangstand.
De werk- en transportstand van de combinatie
moet na het koppelen van tractor en machine
steeds worden gekalibreerd, zie hoofdstuk 10.5,
pagina 166.
Afb. 121
113
Cataya Super BAH0105-1 02.20