Scheiden van FHF-curven
Scheiden van FHF-curven
Om u te helpen curven met vergelijkbare basislijnen te interpreteren, kunt u de basislijnen
ervan scheiden door een offset van 20 spm. U moet hiervoor de curvescheiding inschakelen.
Zie "De scheidingsvolgorde bepalen" op pagina 83 voor meer informatie over de offset.
Curvescheiding in- en uitschakelen
1
Sluit drie ultrasound transducers aan op de monitor om foetale hartfrequentie te meten.
2
Zie "Curvescheiding in- en uitschakelen" op pagina 82 voor details over het in/uitschakelen
van curvescheiding.
Als curvescheiding is aangezet
Als curvescheiding aanstaat, print de recorder een stippellijn met de drie FHF's bovenaan en
aan de onderkant. Hier worden voorbeelden gegeven van de twee methoden (Standaard en Klassiek)
waarmee de opdracht voor de curvescheiding kan worden bepaald.
'Standaard' scheidingsopdracht
Om het onderscheid tussen de curven duidelijker te maken, is de curve voor FHF2 met +20 spm
verschoven (offset), en de curve voor FHF3 met -20 spm. Met andere woorden, de curve voor FHF2
wordt geregistreerd met 20 spm hoger dan de werkelijke waarde, terwijl de curve voor FHF3 wordt
geregistreerd met 20 spm lager dan de werkelijke waarde. De curve voor FHF1 wordt nooit verschoven.
• De recorder print een stippellijn met label
identificeren.
• De recorder print een stippellijn met label
identificeren.
• De FHF-curve wordt elke 5 cm met
• Het label voor FHF2 wordt aangegeven met
De onderstaande curve is voor een drieling waarbij Curve scheiding is ingeschakeld en
gebruikgemaakt wordt van de Standaard scheidingsopdracht.
FHF1
FHF2
FHF3
11 FHF van drielingen bewaken
in de FHF-schaal om de curve voor FHF2 te
in de FHF-schaal om de curve voor FHF3 te
en
gelabeld.
en het label voor FHF3 met
.
91