5.3.8. START VAN DE ROBOTMAAIER
Om de robotmaaier te starten, moet u de procedure volgen die is beschreven in par. 5.3.4 "SELECTIE
GEPLAND PROGRAMMA / ENKELE WERKCYCLUS / GEDWONGEN TERUGKEER NAAR
OPLAADBASIS - KNOP SELECTIE MODUS"
5.4.
WERKING VAN DE OPLAADBASIS
De oplaadbasis is voorzien van een indicatielampje (N) dat als volgt oplicht:
• Licht uit: het laadstation krijgt geen stroom of de robot bevindt zich in het basisstation;
• Traag knipperend controlelampje: het laadstation is niet correct geconfi gureerd;
• Snel knipperend controlelampje: er is een storing in het laadstation;
• Licht met snelle dubbele of drievoudige knippering: het laadstation heeft een kortsluiting op de
laadcontacten gedetecteerd. (Zie Hfdst. 7).
5.5.
ACCU OPLADEN
Met de procedure "ACCU OPLADEN" kunt u de robotmaaier handmatig opladen.
Vereisten en verplichtingen:
• Laadbasis aangesloten op het elektrisch net.
Procedure:
1. Plaats de robotmaaier op het laadstation (R).
2. Laat de robotmaaier op het laadstation lopen tot de oplaadconnector (S) vastzit.
3. Druk op de "STOP" -knop (A) om de kap (B) te openen en toegang te krijgen tot de bedieningsconsole (C).
4. Schakel de robotmaaier in met de "ON/OFF"-knop (E).
5. Het verlichtte pictogram "ACCU" (O) knippert blauw, de robotmaaier wordt opgeladen.
6. Sluit de kap (B).
7. Laat de robotmaaier minstens de tijd opladen die wordt weergegeven in Par. 4.5.3.
OPMERKING: Het opladen van de batterij vóór de winterstalling moet worden uitgevoerd zoals
aangegeven in Par. 6.4.
A
NL
R
C
B
S
N
O
E
5. WERKING
49