4 Werking
OPMERKING: Controleer de nationale normen in uw land voor de 100% LEL waarden.
4
Werking
Het toestel wordt bediend via schermdialogen met behulp van drie functieknoppen (→
toestel).
Zie voor meer informatie de stromingsdiagrammen in
4.1
Omgevingsfactoren
Een aantal omgevingsfactoren kunnen de uitlezingen van de zuurstofsensor beïnvloeden, waaronder wijzigingen in druk,
vochtigheid en temperatuur. Wijzigingen in druk en vochtigheid beïnvloeden de hoeveelheid zuurstof die werkelijk in de
atmosfeer aanwezig is.
Wijzigingen in druk
Indien de druk snel wijzigt (bijv. bij het lopen door een luchtsluis), kan de meting van de zuurstofsensor tijdelijk veranderen
waardoor de detector een alarm afgeeft. Hoewel het percentage zuurstof 20,8% vol is of daar in de buurt blijft, kan de totale
hoeveelheid zuurstof in de atmosfeer beschikbaar voor ademhaling een gevaarlijk niveau bereiken als de algehele druk
significant wordt verlaagd.
Wijzigingen in vochtigheid
Indien de vochtigheid significant wijzigt (bijv. door van een droge omgeving met airconditioning naar vochtige buitenlucht),
kunnen de zuurstofmetingen met een 0,5% worden verlaagd vanwege de waterdamp in de lucht die de zuurstof verdringt.
De zuurstofsensor heeft een speciaal filter om de invloeden van wijzigingen in luchtvochtigheid op zuurstofmetingen te
reduceren. Dit effect zal niet onmiddellijk worden gemerkt, maar beïnvloedt langzaam de zuurstofmetingen na verloop van
een aantal uren.
Wijzigingen in temperatuur
De sensoren hebben ingebouwde temperatuurcompensatie. Indien de temperatuur echter drastisch verandert, zouden de
metingen van de zuurstofsensor echter ook kunnen veranderen.
4.2
Inschakelen en frisse-luchtinstelling
Het toestel wordt bediend via schermdialogen met behulp van drie functieknoppen (→
toestel).
Zie voor meer informatie de stromingsdiagrammen in
Zet het toetel AAN met de ■-knop.
Het toestel voert een zelftest uit:
Tijdens de zelftest controleert het apparaat alarmleds, akoestisch alarm, trilalarm en geïnstalleerde sensoren.
Het toestel geef het volgende weer:
• Opstartlogo
• Softwareversie, serienummer apparaat, bedrijfsnaam, afdeling en gebruikersnamen
• IC / FCC ID identifier
• Veiligheidstest monsternamesysteem
Tijdens de inschakelprocedure wordt, als een sensor is vervangen sinds het vorige gebruik, de huidige lijst van
geïnstalleerde sensoren weergegeven en wordt een handeling van de gebruiker verwacht.
OPMERKING: De gebruiker moet de nieuwe configuratie accepteren door op de configuration by pressing the p-knop te
drukken. Als de nieuwe sensorconfiguratie niet wordt geaccepteerd, slaat het apparaat alarm en kan niet worden gebruikt.
• Aanduiding brandbaar gastype en geïnstalleerde sensor
• Brandbaar gastype en sensoreenheden (alleen monochroom display)
22
9
Stroomdiagrammen.
9
Stroomdiagrammen.
Altair 5X / Altair 5XiR
3.2 Hardware-interfaces van het
3.2 Hardware-interfaces van het
NL