Tabel. 2 – Max. lengte concentrische kanalen
Max. toelaatbare lengte (horizontaal)
Max. toelaatbare lengte (verticaal)
Reductiefactor 90° bocht
Reductiefactor 45° bocht
Verbinding met afzonderlijke pijpen
Tabel. 3 – Typologie
Type
Omschrijving
Horizontale uitlaat en inlaat wand. De inlaat- /uitlaataansluitingen moeten concentrisch of dicht genoeg zijn om soortgelijke
C1X
windomstandigheden te ondergaan (binnen 50 cm)
C3X
Verticale uitlaat en inlaat dak. Inlaat- /uitlaataansluitingen zoals voor C12
Wand- of dak in- en uitlaat gescheiden of in elk geval in gebieden met verschillende drukken. De uitlaat en inlaat mogen niet
C5X
op tegenoverliggende wanden worden geplaatst.
C6X
Inlaat en uitlaat met afzonderlijk gecertificeerde pijpen (EN 1856/1)
Inlaat vanuit installatieruimte en wand- of dakafvoer
B2X
BELANGRIJK - DE RUIMTE MOET WORDEN VOORZIEN VAN PASSENDE VENTILATIE
Monteer het apparaat met het volgende startaccessoire voor het aansluiten van afzonderlijke kanalen:
Controleer vóór installatie of de maximaal toegestane lengte niet is overschreden, door middel van een eenvoudige berekening:
1. Bepaal de lay-out van het systeem van gedeelde rookkanalen, inclusief accessoires en uitlaatterminals.
2. Raadpleeg "Tabel. 5 - Accessoires "op pagina 24 en identificeer de verliezen in meq (equivalente meters) van elk component, afhankelijk
van de installatiepositie.
3. Controleer of de som van de verliezen kleiner is dan of gelijk is aan de maximaal toegestane lengte in "Tabel. 4 - Max. lengte
afzonderlijke kanalen "op pagina 23.
Tabel. 4 - Max. lengte afzonderlijke kanalen
Max. toelaatbare lengte
INSTALLATIE
Concentrisch 60/100
7 m
8 m
1 m
0,5 m
70m
eq
3541V020 MANUAL OMNIA HYBRID C (NL)
Concentrisch 80/125
20 m
0,5 m
0,25 m
23