Antivries systeem, antivries vloeistoffen, additieven en remmers
Indien nodig kunnen antivriesvloeistoffen, additieven en remmers alleen worden gebruikt als de fabrikant van dergelijke vloeistoffen of
additieven garandeert dat ze geschikt zijn en geen schade aan de wisselaar of andere componenten en/of materialen van de cv
ketel / warmtepomp en het systeem veroorzaken. Gebruik geen generieke antivriesvloeistoffen, additieven of remmers die niet specifiek
zijn voor gebruik in verwarmingssystemen en compatibel zijn met de materialen van de cv ketel/warmtepomp en het systeem.
Systeem water eigenschappen
De warmtepompen zijn geschikt voor installatie in verwarmingssystemen met niet-significante invoer van zuurstof
(ref. Systemen "case I" EN14868). Een fysieke afscheider (bijv. Platenwarmtewisselaar) moet worden aangebracht in
systemen met continue toevoer van zuurstof (bijv. vloerverwarming zonder diffusie dichte buizen)
Het water in een verwarmingssysteem moet de kenmerken hebben die vereist zijn door UNI 8065 en voldoen aan de geldende wet- en
regelgeving en de bepalingen van EN14868 (bescherming van metalen materialen tegen corrosie).
Het vulwater (eerste vulling en daaropvolgende aanvulling) moet helder zijn, met een hardheid onder 15°F en behandeld met geschikte
chemische conditioners tegen het ontstaan van corrosie, die niet agressief zijn op metalen en kunststoffen, geen gassen ontwikkelen en, in
lage- temperatuursystemen, geen proliferatie van bacteriële of microbiële massa's veroorzaken.
Het water in het systeem moet periodiek worden gecontroleerd (ten minste tweemaal per jaar tijdens het seizoen wanneer de systemen
worden gebruikt, zoals vereist door UNI8065) en moet: mogelijk een duidelijk uiterlijk hebben, hardheid lager dan 15°F voor nieuwe
systemen of 20°F voor bestaande systemen, pH boven 7 en onder 8,5, ijzergehalte (Fe) onder 0,5 mg / l, kopergehalte (Cu) onder 0,1 mg /
l, chloride-gehalte onder 50 mg / l, elektrische geleidbaarheid onder 200 µs / cm, en moet bevatten chemische conditioners in een
concentratie die voldoende is om het systeem gedurende ten minste één jaar te beschermen. Bacteriële of microbiële belastingen mogen
niet aanwezig zijn in lage-temperatuursystemen.
Gebruik alleen conditioners, additieven, remmers en antivriesvloeistoffen die door de producent geschikt zijn verklaard voor gebruik in
verwarmingssystemen en die geen schade aan de warmtewisselaar of andere componenten en/of materialen van de cv ketel en het
systeem veroorzaken.
Chemische conditioners moeten zorgen voor volledige deoxygenatie van het water, een specifieke bescherming voor gele metalen (koper
en zijn legeringen), aangroei werende middelen voor kalk, neutrale pH-stabilisatoren en, in lage-temperatuursystemen, specifieke biociden
voor gebruik in verwarmingssystemen bevatten.
Aanbevolen chemische conditioners:
SENTINEL X100 en SENTINEL X200
FERNOX F1 en FERNOX F3
Het apparaat is uitgerust met een vorstbeschermingssysteem dat de warmtepomp in de verwarmingsmodus activeert wanneer de
temperatuur van het aanvoerwater van het systeem onder 4°C daalt. Het apparaat is niet actief als de stroom- en/of gastoevoer naar
het apparaat is uitgeschakeld. Gebruik, indien nodig, voor systeembescherming een geschikte antivriesvloeistof die voldoet aan
dezelfde vereisten als hierboven uiteengezet en voorzien door Standard UNI 8065.
In aanwezigheid van adequate chemische/fysische systeem- en voedingswaterbehandelingen en bijbehorende hoge cyclische controles die
in staat zijn om de vereiste parameters te waarborgen, kan het product voor industriële procestoepassingen worden geïnstalleerd in open-
vatsystemen met hydrostatische hoogte van het vat die in staat is te voldoen aan het minimum werkdruk aangegeven in de technische
productspecificaties.
De aanwezigheid van afzettingen op de uitwisselingsoppervlakken van de binnen unit als gevolg van het niet naleven van de
bovenstaande vereisten houdt in dat de garantie niet wordt erkend.
Waterfilter
Een waterfilter moet worden geïnstalleerd bij de ingang van het apparaat wordt standaard geleverd met twee vierkante kranen. De kraan met
een blauwe handgreep is uitgerust met een filter (dat kan worden gedemonteerd door de achterste fitting los te schroeven) en fungeert
daarom als een aftapkraan en een waterfilter; deze kraan moet op de systeemretourverbinding worden gemonteerd (zie deel 10 "fig. 6 - in
par. 3.1 Algemene afmetingen binnenunit" op pagina 10). De kraan met rode hendel moet op de aanvoerkant worden gemonteerd (zie deel
11 "fig. 6 in par. 3.1 Algemene afmetingen binnenunit" op pagina 10).
INSTALLATIE
3541V020 MANUAL OMNIA HYBRID C (NL)
20