7. Koppelingsdelen (7) plaatsen en vast-
schroeven.
Slagindicatieplaat (5.5) uitrichten op de
top van de koppeling.
Opmerking betreffende de demontage van
een aandrijving! Bij de demontage van een
aandrijving van een ventiel, vooral bij de
uitvoering met voorgespannen veren, moet de
steldrukaansluiting eerst met een druk worden
belast, die iets boven de onderste waarde van
het nominale signaalbereik ligt (zie typeplaat
aandrijving), om de slagmoer (8.2) los te kun-
nen maken.
2.2 Voorspanmogelijkheid van de
veren bij "membraanstang uit-
gaand"
Om een grotere stelkracht te realiseren be-
staat bij deze aandrijvingen de mogelijkheid
om bij de ventielinstelling de veren met max.
25% van de slag resp. het nom. signaalbe-
reik voor te spannen.
Wanneer bij een signaalbereik van 0,2 tot
1 bar een voorspanning van bijv. 0,1 bar
wordt gewenst, dan verschuift het signaalbe-
reik met 0,1 bar naar 0,3 bar (0,1 bar komt
overeen met een voorspanning van 12,5 %).
Bij de instelling van het ventiel moet nu als
aanvangswaarde voor het signaalbereik een
druk van 0,3 bar worden ingesteld.
Het nieuwe signaalbereik van 0,3 tot 1,1 bar
moet verplicht als signaalbereik met voor-
gespannen veren op de typeplaat worden
gespecificeerd.
Samenbouwen ventiel - aandrijving
2.3 Ventiel en aandrijving met
verschillende nominale slag
Ventiel met aandrijving "membraanstang
uitgaand"
Belangrijk!
Bij ventielen, waarvan de slag kleiner is dan
de nom. slag van de aandrijving, moeten
altijd voorgespannen veerbereiken worden
toegepast.
Voorbeeld:
Ventiel DN 100 met nominale slag 30 mm
en aandrijving 1400 cm
60 mm, Nominaal signaalbereik 0,4 tot 2
bar.
1. De voor de voorspanning benodigde
steldruk moet boven de met een halve
aandrijfslag (30 mm) overeenkomende
steldruk van 1,2 bar (bereik 1,2 ... 2
bar) op 1,6 bar worden ingesteld.
2. De Koppelingsmoer (6.1) verdraaien, tot
deze de membraanstang aanraakt.
3. Stand m.b.v. de contramoer borgen en
de koppeling monteren zoals eerder in
par.2.1 beschreven.
4. Het voor het gemonteerde regelventiel
geldende signaalbereik van 1,6 ... 2,4
bar op de typeplaat van de aandrijving
vermelden.
Ventiel met aandrijving "membraanstang
ingaand"
Voorspannen van de aandrijfveren is bij
"membraanstang ingaand" niet mogelijk.
Wanneer een ventiel met een overgedimen-
sioneerde aandrijving wordt gecombineerd
(nom. slag aandrijving groter dan nom. slag
ventiel) kan altijd alleen de eerste helft van
het nom. signaalbereik van de aandrijving
worden gebruikt.
met nominale slag
2
7
EB 8055 NL