Onderhoud - vervangen van onderdelen
In geval van hogetemperatuurpakkingen,
de draadbus slechts iets aandraaien en
bij optredende lekkage ook slechts iets
natrekken.
8. Contramoer (6.2) en koppelingsmoer (6.1)
los op de klepstang schroeven.
9. Aandrijving monteren en het aanvangs-
en eindwaardebereik voor het signaal-
bereik instellen zoals in hoofdstuk 2.1
beschreven.
12
EB 8055 NL
5.1.2 Zitting en/of klep
Meng- en verdeelventiel verschillen door
de opstelling van de klep en hulzen. Bij
de nominale doorlaten DN 15 t/m 25 is
de opstelling vanwege een dubbele klep
uit één deel voor meng- en verdeelventiel
gelijk, de hulzen komen te vervallen.
Het verdient aanbeveling, bij het vervangen
van zitting of klep ook de stopbuspakkingen
(4.2 resp. 4.5 en 4.6) te vervangen.
1. Moer (6.4) aan uiteinde klepstang af-
schroeven, daarbij aan de koppelings-
moer (6.1) tegenhouden.
2. Bij het mengventiel de huls (6.5) afne-
men, bij verdeelventiel klep (3.2) en
hulzen (6.5, 6.6 ) afnemen.
3. Schroeven (1.3) verwijderen en zitting-
huis (1.2) van het ventielhuis scheiden.
4. Bij het mengventiel klep (3.2), huls
(6.6), klep (3.1) en huls (6.5) van de
klepstang (6) aftrekken.
5. Moeren (5.1) losmaken en bovendeel
ventiel (5) met juk en klepstang aftillen.
Bij het verdeelventiel daarbij nog de
bovenste klep (3.1) verwijderen.
6. Koppelings- en contramoer (6.1, 6.2) en
draadbus (5.2) afschroeven, klepstang
uit bovendeel ventiel (5) trekken.
7. Kleppen (3.1 en 3.2) vervangen.
8. Zittingen (2.1 en 2.2) met de passende
zittingsleutel (zie brochure EB 029)
uitschroeven.
9. Nieuwe zittingen (of eventueel weer de
oude zittingen na een nabewerking of
grondige reiniging) op schroefdraad en
afdichtconus met smeermiddel