Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Samenbouwen Ventiel - Aandrijving; Montage En Instelling - Samson 3253-1 Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Samenbouwen ventiel - aandrijving

2 Samenbouwen ventiel - aandrij-
ving
In plaats van de eenvoudige pneumatische
aandrijving kan ook een pneumatische
aandrijving met extra handbediening of een
elektrische aandrijving worden opgebouwd.
Bij alle nominale doorlaten kan de pneu-
matische standaard aandrijving door een
grotere of kleinere aandrijving vervangen.
Wanneer bij de combinatie ventiel-aan-
drijving het slagbereik van de aandrijving
groter is dan die van het regelventiel, wordt
door de leverancier het verenpakket zo-
danig voorgespannen, dat de slagen weer
overeenstemmen. Ieder ventiel is met de
voor de standaard aandrijving benodigde
onderdelen uitgerust. Indien een andere
aandrijving moet worden gebruikt, dan
moeten met de aandrijving ook de bijpas-
sende montage-onderdelen worden besteld.
De benodigde onderdelen zijn met bijbe-
horend bestelnummer terug te vinden op
de opvraagbare overzichten 1600-0501
t/m 0550. De oorspronkelijke onderdelen
worden dan vervangen door deze extra
geleverde onderdelen.

2.1 Montage en instelling

Indien het ventiel en de aandrijving niet al
door de leverancier zijn samengebouwd
of indien bij een ventiel de oorspronkelijke
aandrijving door een aandrijving van een
ander type of andere grootte moet worden
vervangen, ga dan voor de montage als
volgt te werk:
1. Op het ventiel de contramoer (6.2) en
de koppelings- moer (6.1) losmaken.
Klep met klepstang vast in de zitting-
ring drukken, dan de koppelings- en
6
EB 8055 NL
borgmoer naar beneden draaien.
2. Koppeling (7) verwijderen en slagmoer
(8.2) van de aandrijving afschroeven.
Slagmoer over de klepstang van het
ventiel schuiven.
3. Aandrijving op juk (5.3) plaatsen en met
slagmoer (8.2) vastschroeven.
4. Nom. signaalbereik (resp. nom. signaal-
bereik met voorgespannen veren) en
de werkingsrichting van de aandrijving
aflezen van de typeplaat van de aan-
drijving (bijv. 0,2 ... 1 bar en "mem-
braanstang uitgaand"). De onderste
waarde (0,2 bar) van het signaalbe-
reik komt overeen met de in te stellen
aanvangswaarde voor het signaalbe-
reik, de bovenste (1 bar) met de in te
stellen eindwaarde. Het werkingstype
(veiligheidspositie) "membraanstang uit-
gaand" of "membraanstang ingaand" is
bij de aandrijving type 3271 d.m.v. FA
of FE gemarkeerd en bij de aandrijving
type 3277 door een overeenkomstig
symbool op de typeplaat.
5. Bij de aandrijving met membraanstang
uitgaand onderste membraankamer op
de steldruk aansluiten, die overeenkomt
met het begin van het signaalbereik
(bijv. 0,2 bar). Bij de aandrijving met
membraanstang ingaand bovenste
membraankamer op de steldruk aanslui-
ten, die overeenkomt met de eindwaarde
van het signaalbereik (bijv. 1 bar).
6. Koppelingsmoer (6.1) met de hand
verdraaien, tot deze de membraanstang
(8.1) aanraakt; dan ca. 1/4 slag verder
draaien en deze stand met de contra-
moer (6.2) borgen.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

3253-7

Inhoudsopgave