Inhoudsopgave
Advertenties
Aansluitingen
Afb. 16
De frequentieomvormers voldoen aan de eisen van de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU en de eisen van de
EMV- richtlijn 2004/108/EG. De EMC-productnorm EN 61800-3 heeft betrekking op het aandrijfsysteem. De do‐
cumentatie geeft aanwijzingen hoe aan de toe te passen normen kan worden voldaan wanneer de frequentie‐
omvormer een component is van het aandrijfsysteem. De conformiteitsverklaring moet van de constructeur van
het aandrijfsysteem worden verkregen.
6.5.4
Gewijzigde contactverdeling bij Dedrive Compact STO in vergelijking tot de vroegere apparaten zonder STO
VOORZICHTIG
Gewijzigde contactverdeling
Aandrijving wegens ontbrekende vrijgave zonder werking
De omvormers Dedrive Compact STO DIC-x-xxx-X-0000-x3 hebben ten opzichte van de voorgaande serie DIC-
x-xxx-X-0000-x0 en DIC-x-xxx-X-0000-x1 een gewijzigde indeling van de besturingsklemmen X210B.2. Bij ver‐
vanging moeten de signalen STO A en STO B parallel worden geschakeld.
Als er een gescheiden 2-kanaalsindeling van STO A en STO B plaatsvindt, dan moeten de opgaven in de „ge‐
bruiksaanwijzing Safe Torque Off DIC", zie Tab. 1, Pagina 2, in acht worden genomen.
Netaansluiting (A): de nettoevoer kan rekening houdend met de toelaat‐
bare spanningsval willekeurig lang zijn, deze moet echter van bestu‐
rings-, data- en motorkabel gescheiden worden gelegd. Wanneer een
externe netfilter wordt gebruikt adviseren wij afgeschermde kabels tus‐
sen netfilter en frequentieomvormer in te zetten. Hierbij dient de af‐
scherming aan beide zijden over een groot oppervlak met schermbeu‐
gels (360°-aarding) en goed geleidend met de aarde te worden verbon‐
den.
Tussenkringaansluiting (B): bij tussenkringverbinding moeten de fre‐
quentieomvormers door hetzelfde netpotentiaal of met een gemeen‐
schappelijke gelijkspanningsbron worden verbonden.
Stuuraansluiting (C): let in het bijzonder bij de installatie van de stuur-
en signaalkabels op een voor EMC geschikte bedrading. De stuur- en
signaalkabels dienen ruimtelijk gescheiden van de voedingskabels te
worden gelegd. De afscherming van de stuur- en signaalkabels dient
aan beide zijden over een groot oppervlak met schermbeugels (360°-
aarding) en goed geleidend met de aarde te worden verbonden. De af‐
scherming van de analoge signaalkabels dient eenzijdig aan de omvor‐
mer met de aarde te worden verbonden.
Motor- en remweerstand (D): de afgeschermde kabels naar de motor
en de remweerstand moeten met een metalen schroefverbinding en op
de frequentieomvormer door een geschikte afschermende kraag (360°
aarding) goed geleidend met de aarde worden verbonden. De signaal‐
kabel voor de controle van de motortemperatuur dient van de motorka‐
bel gescheiden te worden gelegd.
39
Advertenties
Inhoudsopgave
