7.8 plm.c2
7.8.1 Instellen van de tijdbasis
Er kunnen acht verschillende tijdbasiswaarden ingesteld worden. Het instellen gebeurt met de functie
settimebase.
function settimebase ( int channel, int timebase )
channelPLM – kanaal (0, 1, 2)
timebase
tijdbasis
De overgedragen numerieke waarden leveren de volgende tijdbases op:
(Let er op, dat channel 0 en channel 1 een gemeenschappelijke tijdbasis hebben.)
timebase
Tijdbasis (duur van een tick)
BASE_400 (0)
BASE_800 (1)
BASE_1600 (2)
BASE_3200 (3)
BASE_6400 (4)
BASE_12800 (5)
BASE_25600 (6)
BASE_51200 (7)
7.8.2 Instellen van de port – mode
Elk van de drie PLM – ports kan in
met digitaal uitgangsniveau of met transistor–push–pull – uitgang. Het instellen van de mode vindt plaats
met de functie setmode.
function setmode ( int channel, int mode )
channelPML – kanaal (0, 1, 2)
mode
port – mode (0 = digitaal, 1 = push-pull transistorfase)
7.8.3 Instellen van de periodelengte
Het instellen van de periodelengte gebeurt met de functie
function setperiod ( int channel, int length )
channelPML – kanaal (0, 1, 2)
length
periode – lengte, N ticks
Let er op, dat channel 0 en channel 1 een gemeenschappelijke periodelengte hebben.
7.8.4 PLM – uitvoer
function out ( int channel, int value )
channel
PLM – kanaal (0, 1, 2)
length
periodelengte, N ticks
De functie out geeft een waarde impulsbreedte – gemoduleerd door aan een PLM – port. Als de
uitvoerwaarde minstens zo groot is als de voor dit kanaal ingestelde periodelengte, dan is het
uitgangsniveau van de port permanent high. Een uitvoerwaarde 0 leidt tot een permanent low niveau
7.8.5 Uitvoer van audio -frequenties
Op elk van de drie PLM – ports kan gedurende een bepaalde periodelengte en een uitvoerwaarde van
b.v. een halve periodelengte een rechthoeksignaal met een bepaalde frequentie afgegeven worden.
Daarbij dient u rekening te houden met de ingestelde tijdbasis. De uitvoerfrequentie van de impulslengte
400 ns
800 ns
1,6 µs
3,2 µs
6,4 µs
12,8 µs
25,6 µs
51,2 µs
n van twee verschillende hardware – modes gebruikt worden: of
61