Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Codewoorden; Datatypes; Numerieke Datatypes; Tekenketens ( Strings) - Conrad C-Control II Unit Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Functies (zie 5.8) worden echter steeds opgeroepen en uitgevoerd, ook als de parameters en de uitkomst
daarvan constant zijn.
In constante termen kunnen ook vooraf gedefinieerde benoemde constanten (zie 5.6) toegepast worden.

5.3.6 Codewoorden

Hieronder vindt u een alfabetische lijst van alle C2 – codewoorden. Gedetailleerde definities en
toepassingsvoorbeelden vindt u in het verdere verloop van deze gebruiksaanwijzing.
and
function
break
halt
byte
if
capture
inline
const
int
continue
long
do
loop
else
nand
float
nor
for
not

5.4 Datatypes

5.4.1 Numerieke datatypes

C2 biedt in totaal vier verschillende numerieke datatypes voor de definitie van variabelen, functie-
parameters en uitkomsten van functies: byte, int, long en float. Het datatype van een variabele, een
functieparameter of van een uitkomst moet gekozen worden volgens het benodigde waardebereik en de
noodzakelijke rekenprecisie. Operaties met long- en float- data leiden tot een aanzienlijk grotere behoefte
aan geheugenplaats en rekentijd. De uitvoeringssnelheid van float – operaties is lager dan die van long –
operaties. Deze duren op hun beurt weer iets langer dan int – berekeningen. Het rekenen met bytes in
plaats van integer -data levert geen snelheidsvoordeel op, omdat bytes door de stapelprocessor van de
virtuele machine steeds tot integralen uitgebreid worden. Het gebruik van het byte – type bij de definitie
van globale en locale variabelen spaart echter een beetje geheugenruimte.
Type –codewoord
Waardebereik
Byte
Int
-32768 ... 32767
Long
-2147483648...2147483647
Float
±1.7

5.4.2 Tekenketens ( strings)

De het vaakst voorkomende tekenketens – operatie in besturingssystemen is het koppelen van korte
teksten en meetwaarden voor de weergave op een display of voor de uitvoer naar een printer. Basis voor
een paar simpele stringkoppelingen en –functies is het type string. Een string- variabele biedt plaats voor
maximaal 30 tekens en bezet steeds 32 bytes in een geheugen, ook als de daadwerkelijk opgeslagen
tekenkoppeling uit minder dan 30 tekens bestaat.
Uitvoeren die langer dan 30 tekens moeten zijn, kunnen in bytearray – variabelen uit aparte substrings
samengesteld worden (zie bibliotheek – module mem.c2).

5.3.4 Samengestelde datatypes

Voor de kapseling van complexe datastructuren in een type kunnen uit standaardtypes (byte ... string) en
andere vooraf gedefinieerde types samengestelde datatypes gevormd worden. Daartoe staat na het
codewoord type het kenmerk van het nieuwe datatype. In accolades volgen de definities van de aparte
velden van het type. De definitie van een veld bestaat uit het codewoord of kenmerk van een vooraf
bekend type alsmede het kenmerk van het veld. Meerdere velden worden steeds d.m.v. een puntkomma
van elkaar gescheiden.
or
quit
release
resume
return
returns
run
shl
shr
sleep
Benodigde geheugenruimte voor variabelen
0 ... 255
*
-308
*
308
... ±1.7
10
10
step
string
thread
type
wait
while
xor
yield
1 byte
2 bytes
4 bytes
8 bytes
26

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

19 11 11

Inhoudsopgave