while term opdracht;
while term
{
/ / . . .
}
5.10.4 Do – lus
De do – lus herhaalt een opdracht of een opdrachtblok, zolang de berekende waarde van een numerieke
voorwaarde – term niet gelijk is aan 0. Het controleren van de voorwaarde vindt na elke doorloop van de
lus plaats. De opdracht van de lus wordt dus minimaal
Na het codewoord do volgt de opdracht resp. het opdrachtblok, daarna het codewoord while en
afsluitend de numerieke voorwaarde – term.
do opdracht while term;
do
{
/ / . . .
while term;
5.10.5 for – lus
De for – lus voert een opdracht of een opdrachtblok net zo lang uit, tot een lusvariabele niet meer aan
een vergelijkingsvoorwaarde voldoet.
for variabele = waarde . . . Operator eindwaarde step waarde
opdracht;
for variabele = waarde . . . Operator eindwaarde step waarde
{
/ / . . .
}
Na het codewoord for wordt de luswaarde met een startwaarde geïnitialiseerd (variabele = waarde). Dan
volgt het "..."- symbool. Als variabele staat er dan een vergelijkingsoperator (operator: <, >, <= of >=).
Als de operator niet aangegeven wordt, gaat de C2 – compiler uit van een "kleiner dan of gelijk" –
voorwaarde (<=). Voor elke doorloop wordt de lusvariabele vergeleken met een eindwaarde. Als optie
kan met het codewoord step een stapbreedte aangegeven worden. Zonder deze aanduiding bedraagt de
stapbreedte constant 1. Na elke aparte doorloop wordt de stapbreedte – waarde opgeteld bij de
lusvariabele.
Voorbeelden:
for i = 0 . . . 10
{
/ / . . .
}
for i = 0 . . . < 10
{
/ / . . .
}
for i = 9 . . . >=0 step -1
{
/ / . . .
}
5.10.6 Voortijdig afbreken
Als een loop-, while-, do- of for – lus met een opdrachtblok gebruikt wordt, kan het gewenst zijn de lus
onder bepaalde speciale voorwaarden voortijdig af te breken – dus zonder eventuele verdere opdrachten
van het blok uit te voeren en zonder de lus – afbreekvoorwaarde nogmaals te controleren. Daarvoor kan
de break – opdracht gebruikt worden.
n keer uitgevoerd.
/ / 11 doorlopen
/ / 10 doorlopen
/ / 10 doorlopen terug (van achteren naar voren)
46