Voorbeeld:
functie fx ( ) returns int
{
}
thread main
{
int i;
i = 1;
i = fx ( );
/ / 1 wordt 0.
}
Met de return – opdracht kan een opdracht voortijdig be indigd worden en de waarde van een
numerieke term kan als resultaat teruggegeven worden.
return;
return numerieke term;
De eerste vorm mag alleen voor functies zonder gedefinieerd antwoord – type gebruikt worden.
De tweede vorm met numerieke term is gereserveerd voor functies met gedefinieerd Antwoord- type.
Voorbeeld:
functie fx ( int param ) returns int
{
return param * param + 100;
5.8.4
Oproepen
Het oproepen van een functie gebeurt door aanduiding van het kenmerk ervan, gevolgd door een
openend en sluitend rond haakje. Als er in de kop van de functie formele parameters gedefinieerd zijn,
dan moeten er bij het oproepen van de functie binnen de ronde haakjes exact evenveel parameters
opgesomd worden, steeds gescheiden door een komma.
Voorbeeld:
functie (fx) ( int a, int b )
{
/ / . . .
}
fx ();
fx (17);
fx (19, 4);
Oproepen van functies, die een antwoordwaarde leveren, kunnen toegepast worden in numerieke
termen, maar ook als aparte opdracht. Oproepen van functies zonder antwoord – waarde mogen
uitsluitend als aparte opdracht staan.
Voorbeeld:
function get_something () returns int
{
/ / . . .
}
function do_something ()
{
/ / . . .
}
get_something();
do_something ();
int a;
a = get_something();
a = do_something();
/ / twee parameters
/ / Fault!
/ / Fault!
/ / OK
/ / OK, antwoord – waarde genegeerd
/ / OK
/ / OK
/ / Fault!
38