14.2 Installatieschema
14.3 Wateraansluiting
De watertechnische veiligheid is volgens DIN EN 61770 uitgevoerd. De machine kan zonder
tussenschakeling van een ander veiligheidssysteem op de waterleiding worden aangesloten.
W1, W2, W3: Waterleidingaansluiting (G ¾", buitendraad):
Positie
Waterkwaliteit
Maximale
toevoerwatertemperatuur
Minimale waterdruk
Doorstroomvolume
Maximale inlaatdruk
Waterhardheid
A: Afvoerwateraansluiting (DN 40/50)
Positie
Uitvoering
Toebehoren
zie tekening
Het leidingwater moet in microbiologisch opzicht drinkwaterkwaliteit hebben.
W1: 60 °C
UF Energy: 20 °C
W1: 100 kPa (1,0 bar)
UF-Energy: 150 kPa /
1,5 bar
W1: min. 4 l/min
600 kPa (6,0 bar)
Wij bevelen een maximale waterhardheid aan van 3 °dH (3,8 °e / 5,34 °TH /
0,54 mmol/l ), om verkalking van de machine te voorkomen.
Bij UF Energy
:
Bij een geleidingsvermogen < 200 µS/cm (128 ppm TDS) is een
afvoerluchtwarmtewisselaar van roestvrij staal noodzakelijk.
zie tekening
met sifon
BELANGRIJK
Zorg voor aansluitingen links of rechts naast de
machine.
De precieze maten ter plaatse bepalen.
W1
Hoofdwateraansluiting (koud of warm)
Voorspoelen met koud water (optie)
W2
Alleen bij machines met koudwatervoorspoeling
Warm water (optie)
W3
Tankvulling met warm water bij UF Energy
EZ
Elektrische aansluiting ( 14.5)
A
Afvoerwateraansluiting
PA
Potentiaalnivellering ( 14.5)
W2: 20 °C
W2: 250 kPa (2,5 bar)
W2: 20-25 l/min
1
Flexibele toevoerwaterslang;
op punt W1, W2, W3 aansluiten
2
Vuilvanger;
tussen waterkraan en toevoerwaterslang
inbouwen
Aanvullende uitrusting:
–
flexibele afvoerslang (d 40 x 2000 mm)
Machine aansluiten
W3: 60 °C
W3: 100 kPa (1,0 bar)
W3: min. 4 l/min
137