18
|
Installatie van de leidingen
18.3.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen
18.3.3 Koelmiddelleiding controleren: Set-up
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
104
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding),
moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is
verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor
dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te
voeren of te vacuümdrogen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene) lokale leidingen OPEN staan
(behalve de afsluiters van de buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie
"18.3.3 Koelmiddelleiding controleren:
over de stand van de kleppen.
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters
voor een grotere efficiëntie (zie
4
up" [
104]).
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische
klep die tot een meterdruk van – 1 00,7 kPa (− 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut) kan
vacumeren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de
pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht NIET met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te
pompen.
p <
p >
A
B
a
d
N
R32
2
b
c
e
a Reduceerklep
b Stikstof
c Weegschaal
d Fles R32-koelmiddel (hevelsysteem)
e Vacuümpomp
f Afsluiter vloeistofleiding
g Afsluiter gasleiding
h Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
Set-up" [
"18.3.3 Koelmiddelleiding controleren: Set-
C
D
h
g
f
4
104] voor meer informatie
REMA5+REYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmteterugwinning
4P687640-1 – 2022.07