Download Print deze pagina
Daikin RXYSA4A7V1B Handleiding
Verberg thumbnails Zie ook voor RXYSA4A7V1B:

Advertenties

RXYSA4A7V1B
RXYSA5A7V1B
RXYSA6A7V1B
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV 5-S-systeemairconditioner
RXYSA4A7Y1B
RXYSA5A7Y1B
RXYSA6A7Y1B

Advertenties

loading

Samenvatting van Inhoud voor Daikin RXYSA4A7V1B

  • Pagina 1 Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner RXYSA4A7V1B RXYSA4A7Y1B RXYSA5A7V1B RXYSA5A7Y1B RXYSA6A7V1B RXYSA6A7Y1B...
  • Pagina 2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Over de documentatie Over dit document................................Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ......................2 Algemene veiligheidsmaatregelen Voor de installateur ................................ 2.1.1 Algemeenheden ............................. 2.1.2 Plaats van installatie ............................2.1.3 Koelmiddel — in geval van R410A of R32 ...................... 2.1.4 Elektrisch.................................
  • Pagina 3 Inhoudsopgave 11.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ....................57 11.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ......................57 11.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden omgeschakeld..............57 11.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en verwarmen werken niet..........57 11.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen met de instelling.............
  • Pagina 4 Inhoudsopgave 18.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ..................83 18.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen............. 83 18.2.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen ..................... 84 18.2.4 Het uiteinde van een buis solderen ....................... 84 18.2.5 Gebruik van de afsluiter en servicepoort....................... 85 18.2.6 Dichtgedraaide leidingen verwijderen......................
  • Pagina 5 Inhoudsopgave 24.3.1 Gebruik van de vacuümstand......................... 143 24.3.2 Koelmiddel aftappen ............................143 25 Opsporen en verhelpen van storingen 25.1 Overzicht: Probleemoplossing............................145 25.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen................145 25.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen......................145 25.3.1 Storingcodes: Overzicht ..........................
  • Pagina 6 Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/support-and- manuals/product-information/ Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn. De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen. 1.2 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen GEVAAR Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
  • Pagina 7 Over de documentatie GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen. GEVAAR: RISICO OP ONTPLOFFING Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken. WAARSCHUWING Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
  • Pagina 8 Daikin gemaakt of goedgekeurd werden. WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin- documentatie). VOORZICHTIG Draag...
  • Pagina 9 Algemene veiligheidsmaatregelen VOORZICHTIG ▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit. ▪ Zit, klim of sta NIET op de unit. OPMERKING Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen. Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …...
  • Pagina 10 Algemene veiligheidsmaatregelen OPMERKING Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast. WAARSCHUWING Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit). WAARSCHUWING Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Verlucht de ruimte onmiddellijk als er koelgas lekt.
  • Pagina 11 Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen. ▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel: Er is een sifonbuis Vul bij met rechtopstaande fles.
  • Pagina 12 Algemene veiligheidsmaatregelen WAARSCHUWING ▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende wetgeving. ▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd. ▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen.
  • Pagina 13 Algemene veiligheidsmaatregelen WAARSCHUWING ▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten. ▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit aan te zetten. OPMERKING Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
  • Pagina 14 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na. VOORZICHTIG De doek in het linker handvat beschermt uw hand tegen de aluminium lamellen van de unit. Verwijder de doek nadat de unit volledig gemonteerd is. Installatieplaats (zie "17.1 Installatieplaats voorbereiden" [...
  • Pagina 15 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur De koelmiddelleiding aansluiten (zie "18.2 De koelmiddelleiding aansluiten" [  83]) WAARSCHUWING Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgedraaide leiding wegblazen. Als deze instructies NIET goed worden nageleefd, kan er schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel ontstaan (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
  • Pagina 16 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur WAARSCHUWING ▪ Gebruik uitsluitend R32 als koelmiddel. Andere stoffen kunnen ontploffingen en ongelukken veroorzaken. ▪ R32 bevat gefluoreerde broeikasgassen. Het heeft een aardopwarmingsvermogen (GWP) van 675. Laat deze gassen NIET vrij in de atmosfeer. ▪ Gebruik bij het vullen van koelmiddel ALTIJD beschermende handschoenen en een veiligheidsbril.
  • Pagina 17 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET. Wanneer de ventilator met hoge snelheid draait, zou dit letsels veroorzaken. Oplossen van problemen (zie "25 Opsporen en verhelpen van storingen" [  145]) WAARSCHUWING...
  • Pagina 18 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur WAARSCHUWING De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. WAARSCHUWING Als één of meerdere ruimten via een kanaalsysteem verbonden zijn met de unit, moet u ervoor zorgen dat: ▪...
  • Pagina 19 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur OPMERKING ▪ Bescherm leidingen tegen fysieke schade. ▪ Beperk de installatie van de leidingen tot een minimum. RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 20 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 3.1.2 Vereisten systeemlay-out De VRV 5-S gebruikt R32-koelmiddel, dat als A2L geclassificeerd staat en weinig ontvlambaar is. Om te voldoen aan de vereisten voor koelsystemen met verhoogde dichtheid van IEC 60335-2-40, is dit systeem uitgerust met afsluiters in de buitenunit en een alarm in de afstandsbediening.
  • Pagina 21 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Vereisten afstandsbediening a Warmtepompbuitenunit b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Afstandsbediening in normale stand e Afstandsbediening in stand alleen alarm f Afstandsbediening in supervisor-stand (verplicht in sommige situaties) g iTM (optie) h Optie-printplaat (optie) afstandsbediening geleverde montagehandleiding...
  • Pagina 22 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Voor meer informatie over het SVS-outputsignaal, zie "20.2  De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten" [  110]. Opmerking: Afhankelijk van de configuratie, kan de afstandsbediening in een van drie standen worden gebruikt. Elke stand biedt verschillende controllerfuncties. Zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker van de afstandsbediening voor gedetailleerde informatie over het instellen van de bedrijfsstand van de afstandsbediening en de functie.
  • Pagina 23 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur NIET OK Geval Eén afstandsbediening die compatibel is met een R32-veiligheidssysteem moet de master zijn en zich in dezelfde kamer als de binnenunit bevinden. Bij twee afstandsbedieningen die compatibel zijn met een R32- veiligheidssysteem moet er zich minstens één in dezelfde kamer als de binnenunit bevinden.
  • Pagina 24 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 1 Kamers op dezelfde verdieping die verbonden zijn door een permanente opening tot op de vloer waardoor zich mensen kunnen bewegen, mogen als één kamer worden beschouwd. 2 Kamers op dezelfde verdieping die verbonden zijn door openingen die voldoen aan de volgende vereisten, mogen als één kamer worden beschouwd.
  • Pagina 25 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur OPMERKING Tegen de muur gemonteerde units moeten op minstens 1,8 m van het laagste punt van de vloer worden gemonteerd. In het plafond gemonteerde units moeten op minstens 2,2 m van het laagste punt van de vloer worden gemonteerd. 3 Bepaal de totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem aan de hand van de onderstaande grafiek of tabel.
  • Pagina 26 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur m (kg) m (kg) m (kg) m (kg) (a)(b) (a)(b) / 3.3 / 6.5 13.8 / 18.8 24.3 / 29.3 / 3.7 / 7.2 14.1 (a)(b) / 19.1 24.6 (a)(b) / 29.6 (a)(b) (a)(b) / 4.0 / 7.9 14.5 / 19.5...
  • Pagina 27 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 4 Bepaal de totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem: Contains fluorinated greenhouse gases GWP: xxx GWP × kg 1000 Totale hoeveelheid koelmiddel=Fabrieksvulling +extra vulling =3,4 kg+R De waarde voor R wordt berekend in "19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden" [  98].
  • Pagina 28 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Voorbeeld 2: VRV-systeem voor 6 kamers. De grootste kamer heeft een oppervlakte van 60 m², de kleinste kamer 16  m². Er zijn meerdere ondergrondse verdiepingen in het gebouw en de kleinste kamer heeft een oppervlakte van 28 m². Gebruik grafiek "(c)"...
  • Pagina 29 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Stroomschema Procedure voor controle of de kamer met de kleinste afmetingen voldoet aan de vereisten Bepaal de kleinste kamer- oppervlakte. Zie stap 1 in de tekst hierboven. [m²] Leid limiet totale hoeveelheid koelmiddel af van grafiek voor ondergrondse verdieping en andere verdiepingen.
  • Pagina 30 Voor de gebruiker RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 31 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker 4 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker Leef de volgende veiligheidsinstructies en -voorschriften te allen tijde na. In dit hoofdstuk Algemeen ....................................Instructies voor veilig gebruik ..............................4.1 Algemeen WAARSCHUWING Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
  • Pagina 32 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker ▪ Units dragen het volgende symbool: Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
  • Pagina 33 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker WAARSCHUWING Vervang NOOIT een zekering door een zekering met een andere waarde of andere draden als een zekering is doorgebrand. Het gebruik van een draad of koperdraad kan een uitval van de unit of brand veroorzaken. WAARSCHUWING ▪...
  • Pagina 34 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker WAARSCHUWING Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.). Als u de unit onder dergelijke omstandigheden laat werken, kan dit leiden tot een defect, elektrische schok of brand. Neem contact op met uw dealer. WAARSCHUWING De unit is uitgerust met een veiligheidssysteem voor koelmiddellekdetectie.
  • Pagina 35 Over het systeem 5 Over het systeem De VRV 5-S gebruikt R32-koelmiddel, dat als A2L geclassificeerd staat en weinig ontvlambaar is. Om te voldoen aan de eisen voor verhoogde dichtheid van koelsystemen en IEC60335-2-40 moet de installateur extra maatregelen nemen. "3.1 ...
  • Pagina 36 Over het systeem b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Afstandsbediening in normale stand e Afstandsbediening in stand alleen alarm f Afstandsbediening in supervisor-stand (verplicht in sommige situaties) RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 37 Gebruikersinterface 6 Gebruikersinterface VOORZICHTIG ▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen. Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
  • Pagina 38 Voor het gebruik 7 Voor het gebruik WAARSCHUWING Deze unit bevat elektrische en hete onderdelen. WAARSCHUWING Controleer vóór het gebruik van de unit of zij correct werd geïnstalleerd door een installateur. OPMERKING Voer NOOIT zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor.
  • Pagina 39 Bediening 8 Bediening In dit hoofdstuk Werkingsgebied ..................................Gebruik van het systeem................................ 8.2.1 Over het gebruik van het systeem......................... 8.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking..............8.2.3 Over verwarmen ..............................8.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)....8.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening) .......
  • Pagina 40 Bediening 8.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking ▪ Omschakelen is onmogelijk als op het scherm van de gebruikersinterface "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" staat (zie montagehandleiding en gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface). ▪ Wanneer "omschakeling onder gecentraliseerde besturing" op het display knippert, zie "8.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen" [...
  • Pagina 41 Bediening 8.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening) 1 Druk meermaals op de keuzeknop voor de bedrijfsstand op de gebruikersinterface en selecteer de gewenste bedrijfsstand. Koelen Verwarmen Alleen ventileren 2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface. Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken.
  • Pagina 42 Bediening OPMERKING Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten. Instellen Zie de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface voor informatie over het programmeren van temperatuur, ventilatorsnelheid en luchtstroomrichting. 8.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma 8.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ▪...
  • Pagina 43 Bediening 2 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen). 3 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface. Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken. 4 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor dubbelstroom, multi-stroom, hoek, plafondmontage...
  • Pagina 44 Bediening De luchtstroomrichting kan worden ingesteld op één van de volgende manieren: ▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld. ▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in. ▪ Automatische en gewenste stand . WAARSCHUWING Raak nooit de luchtuitlaat of horizontale bladen aan terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
  • Pagina 45 Bediening 2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller die u als master-gebruikersinterface wilt instellen. Resultaat: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is ingesteld als master-gebruikersinterface en (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces staat (omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
  • Pagina 46 Energie besparen en optimale werking 9 Energie besparen en optimale werking Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen. ▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de aanwezige personen wordt geblazen.
  • Pagina 47 Energie besparen en optimale werking 9.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden Basis De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen. Automatisch De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
  • Pagina 48 Onderhoud en service 10 Onderhoud en service OPMERKING Voer NOOIT zelf een inspectie van of servicewerkzaamheden aan de unit uit. Vraag hier een erkend servicetechnicus voor. WAARSCHUWING De unit is uitgerust met een veiligheidssysteem voor koelmiddellekdetectie. Om efficiënt te zijn, MOET de unit na de installatie, op het onderhoud na, altijd van stroom voorzien zijn.
  • Pagina 49 Onderhoud en service 10.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand Bijvoorbeeld aan het begin van het seizoen. ▪ Controleer en verwijder alles dat de inlaat- en uitlaatopeningen van de binnen- en buitenunits zou kunnen blokkeren. ▪ Reinig de luchtfilters en behuizingen van de binnenunits. Neem contact op met uw installateur of onderhoudspersoon om de luchtfilters en buitenkant van de binnenunit schoon te maken.
  • Pagina 50 Onderhoud en service WAARSCHUWING Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming). WAARSCHUWING ▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de koelmiddelcyclus. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
  • Pagina 51 Onderhoud en service WAARSCHUWING ▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer de unit NIET zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer. ▪ Zorg dat er geen open vlammen zijn in het geval van een koelmiddellek. Het koelmiddel zelf is helemaal veilig, niet-giftig en matig ontvlambaar, maar er zal wel een giftig gas vrijkomen wanneer het koelmiddel per ongeluk lekt in een kamer met lucht van een ventilatorkachel, gasfornuis, enz.
  • Pagina 52 Onderhoud en service De unit wordt gebruikt op een plaats waar: ▪ Hitte en vochtigheid buiten de normale waarden schommelen. ▪ Grote stroomschommelingen (spanning, frequentie, golfvervorming, enz.) (de unit kan niet worden gebruikt als de stroomschommelingen buiten het toelaatbare bereik vallen). ▪...
  • Pagina 53 Opsporen en verhelpen van storingen 11 Opsporen en verhelpen van storingen Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer. WAARSCHUWING Stop de werking en schakel de voeding uit als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
  • Pagina 54 Opsporen en verhelpen van storingen Storing Maatregel Het systeem werkt, maar ▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de koelt of verwarmt buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. onvoldoende. Verwijder eventuele obstakels en zorg ervoor dat de lucht vrij kan circuleren. ▪...
  • Pagina 55 Opsporen en verhelpen van storingen 11.1 Storingscodes: Overzicht Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
  • Pagina 56 Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcode Inhoud Detectie te veel koelmiddel Storing hogedrukschakelaar Probleem ventilatormotor (buitenunit) Storing omgevingstemperatuursensor (buitenunit) Storing druksensor Storing stroomsensor Storing perstemperatuursensor (buitenunit) Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit) Storing temperatuursensor ontijzen (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing hogedruksensor (S1NPH) Storing lagedruksensor (S1NPL) INV-printplaat abnormaal...
  • Pagina 57 Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcode Inhoud Storing in communicatie gecentraliseerde besturing - binnenunit Storing automatische adressering (inconsistentie) Storing automatische adressering (inconsistentie) De foutcode wordt alleen weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit met de fout. 11.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem: 11.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ▪...
  • Pagina 58 Opsporen en verhelpen van storingen 11.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet overeen met de instelling De luchtstroomrichting stemt niet overeen met het display van de gebruikersinterface. De luchtstroomrichting zwenkt niet. Dit komt doordat de unit door de microcomputer wordt bestuurd. 11.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit) ▪...
  • Pagina 59 Opsporen en verhelpen van storingen 11.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit) De hoogte van het bedrijfsgeluid verandert. Dit geluid wordt veroorzaakt door de frequentiewijziging. 11.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit Wanneer een unit na een lange periode van stilstand weer wordt gebruikt. Dit komt door stof in de unit.
  • Pagina 60 Verplaatsen 12 Verplaatsen Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis. RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 61 Als afval verwijderen 13 Als afval verwijderen Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. OPMERKING Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden.
  • Pagina 62 Volg de onderstaande stappen om de gegevens van het Energy Label – Lot 21 van de unit en combinaties van buitenunit/binnenunit te raadplegen. 1 Ga naar de volgende webpagina: https://energylabel.daikin.eu/ 2 Om verder te gaan, kies: ▪ "Continue to Europe" voor de internationale website.
  • Pagina 63 Voor de installateur RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 64 Over de doos 15 Over de doos In dit hoofdstuk 15.1 Overzicht: Over de doos ................................. 15.2 Buitenunit ....................................15.2.1 De buitenunit uitpakken ............................15.2.2 De buitenunit hanteren ............................15.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen..................... 15.1 Overzicht: Over de doos In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
  • Pagina 65 Over de doos 15.2 Buitenunit 15.2.1 De buitenunit uitpakken 15.2.2 De buitenunit hanteren VOORZICHTIG Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen. Draag de unit traag zoals op de afbeelding getoond: ±100 Vorkheftruck.
  • Pagina 66 Over de doos VOORZICHTIG De doek in het linker handvat beschermt uw hand tegen de aluminium lamellen van de unit. Verwijder de doek nadat de unit volledig gemonteerd is. 15.2.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen 1 Verwijder het servicedeksel. Zie "17.2.2 De buitenunit openen" [  74].
  • Pagina 67 Over de units en opties 16 Over de units en opties In dit hoofdstuk 16.1 Identificatie ..................................... 16.1.1 Identificatielabel: Buitenunit ..........................16.2 Over de buitenunit ................................. 16.3 Systeemlay-out ..................................16.4 Units en opties combineren ..............................16.4.1 Over combinaties van units en opties ........................16.4.2 Mogelijke combinaties van binnenunits........................
  • Pagina 68 Over de units en opties Specificatie RXYSA4~6 Vermogen Verwarmen 14,2~18,0 kW Koelen 12,1~15,5 kW Ontwerptemperatuur Verwarmen –20~21°C droge bol (omgeving) –20~15,5°C natte bol Koelen –5~46°C droge bol 16.3 Systeemlay-out WAARSCHUWING De installatie MOET voldoen aan de vereisten die gelden voor deze R32-apparatuur. "3.1  Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel" ...
  • Pagina 69 Over de units en opties Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buitenunits, binnenunits en afstandsbedieningen, enz.) vermeld in de technische data. 16.4.2 Mogelijke combinaties van binnenunits In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV-warmtepompsysteem.
  • Pagina 70 Installatie van de unit 17 Installatie van de unit WAARSCHUWING De installatie MOET voldoen aan de vereisten die gelden voor deze R32-apparatuur. "3.1  Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel"  [   17] voor meer informatie. In dit hoofdstuk 17.1 Installatieplaats voorbereiden..............................17.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt ..............
  • Pagina 71 Installatie van de unit De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd en voor de volgende omgevingstemperaturen: Verwarmen –20~21°C droge bol –20~15,5°C natte bol Koelen –5~46°C droge bol Opmerking: Voor een installatie van de buitenunit binnenshuis, controleer de geldende wetgeving. OPMERKING De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie.
  • Pagina 72 Installatie van de unit ▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken. Het is NIET aangewezen de unit op de volgende plaatsen te installeren, omdat deze plaatsen de levensduur van de unit kunnen verkorten: ▪...
  • Pagina 73 Installatie van de unit Installeer bij voorkeur de buitenunit met de luchtinlaat naar de muur gericht en NIET rechtstreeks aan wind blootgesteld. a Geleideplaat b Belangrijkste windrichting c Luchtuitlaat 17.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
  • Pagina 74 Installatie van de unit 17.2 De unit openen en sluiten 17.2.1 Over het openen van de units Soms moet u de unit openen. Voorbeeld: ▪ Bij het aansluiten van de koelmiddelleidingen ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
  • Pagina 75 Installatie van de unit 1× 8 mm 17.3 De buitenunit monteren 17.3.1 Over de montage van de buitenunit Typische werkstroom Een typische montage van de buitenunit bestaat uit de volgende stappen: De installatiestructuur voorzien. De buitenunit installeren. Afvoer voorzien. Ervoor zorgen dat de unit niet kan omvallen. 17.3.2 Voorzorgsmaatregelen bij de montage van de buitenunit INFORMATIE Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:...
  • Pagina 76 Installatie van de unit 4× M12 (mm) a Blokkeer de afvoeropeningen van de bodemplaat van de unit niet. INFORMATIE De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20 mm. OPMERKING Maak de buitenunit vast aan de funderingsbouten met moeren met plastic vulringen (a).
  • Pagina 77 Installatie van de unit 17.3.5 Afvoer voorzien ▪ Controleer of het condenswater goed kan worden afgevoerd. ▪ Plaats de unit op een sokkel om een goede afvoer te hebben, zodat ijs zich niet kan ophopen. ▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om overtollig water rond de unit af te voeren.
  • Pagina 78 Installatie van de unit E Uitbreekopening voor sneeuw Sneeuw In koude streken kan er zich sneeuw ophopen en bevriezen tussen de warmtewisselaar en de behuizing van de unit. Hierdoor kan de unit minder efficiënt werken. INFORMATIE installatie koud klimaat bevelen optionele bodemplaatverwarming (EKBPH250D7) te installeren.
  • Pagina 79 Installatie van de leidingen 18 Installatie van de leidingen In dit hoofdstuk 18.1 De koelmiddelleidingen voorbereiden........................... 18.1.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen......................... 18.1.2 Materiaal koelmiddelleidingen ..........................18.1.3 Leidingmaat selecteren............................18.1.4 Koelmiddelaftaksets selecteren..........................18.1.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil......................18.2 De koelmiddelleiding aansluiten ............................18.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen....................
  • Pagina 80 Installatie van de leidingen Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist. 18.1.3 Leidingmaat selecteren Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
  • Pagina 81 Installatie van de leidingen Type capaciteit Leidingmaat (buitendiameter) (mm) buitenunit (HP) Gasleiding Vloeistofleiding Standaard Dikkere leidingmaat (alleen 'b') 4+5+6 15,9 19,1 B: Leiding tussen koelmiddelaftaksets Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
  • Pagina 82 Installatie van de leidingen Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset <182 KHRQ22M29H INFORMATIE Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten. 18.1.5 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil De leidinglengten en hoogteverschillen moeten voldoen aan de volgende vereisten. Vereiste Limiet Maximale reële leidinglengte 120 m ▪...
  • Pagina 83 Installatie van de leidingen Refnet-verdeler 1~8 VRV DX-binnenunits   18‒3 Voorbeeld 3: in geval van alleen refnet-verdeler Refnet-verdeler 1~8 VRV DX-binnenunits 18.2 De koelmiddelleiding aansluiten 18.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten Controleer of de buitenunit en binnenunits gemonteerd zijn. Typische werkstroom De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪...
  • Pagina 84 Installatie van de leidingen OPMERKING Houd rekening met de volgende voorzorgen met betrekking tot de koelmiddelleiding: ▪ Zorg ervoor dat nooit ander koelmiddel dan het aangewezen koelmiddel in de koelmiddelcyclus vermengd wordt (bijv. lucht). ▪ Gebruik uitsluitend R32 wanneer u koelmiddel moet bijvullen. ▪...
  • Pagina 85 Installatie van de leidingen a Koelmiddelleiding b Te solderen deel c Kleefband d Handmatige klep e Drukregelaar f Stikstof ▪ Gebruik GEEN antioxidanten om de buizen samen te solderen. Door resten kunnen leidingen verstopt raken en kan uitrusting stuk gaan. ▪...
  • Pagina 86 Installatie van de leidingen De afsluiter openen/sluiten 1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel (vloeistofzijde: 4 mm, gaszijde: 6 mm) in de klepsteel en draai de klepsteel: Linksom om te openen Rechtsom om te sluiten 3 Stop met draaien zodra de afsluiter NIET meer verder draait. 4 Draai de afsluiter goed vast wanneer u hem opent of sluit.
  • Pagina 87 Installatie van de leidingen 2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters. a Servicepoort b Afsluiter 3 Verwijder gas en olie uit de dichtgedraaide leiding met behulp van een aftapsysteem voor koelmiddel. VOORZICHTIG Laat geen gassen vrij in de atmosfeer. 4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten zodra alle gas en olie uit de dichtgedraaide leiding is verwijderd.
  • Pagina 88 Installatie van de leidingen OPMERKING ▪ Gebruik de als accessoire bijgeleverde leidingen bij het uitvoeren van lokale leidingwerken. ▪ Let er ook op dat de lokale leidingen geen andere leidingen of bodem- of zijpaneel raken. Vooral voor de aansluiting aan de onderkant en de zijkant moet de leiding met gepast isolatiemateriaal worden beschermd, om te voorkomen dat ze in contact komt met de behuizing.
  • Pagina 89 Installatie van de leidingen OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen: ▪ Let op dat u de behuizing en de leidingen eronder niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
  • Pagina 90 Installatie van de leidingen OPMERKING Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters kan de compressor schade oplopen. 18.2.8 Koelmiddelaftakset aansluiten Raadpleeg de bij de set geleverde montagehandleiding voor de installatie van de koelmiddelaftakset.
  • Pagina 91 Installatie van de leidingen OPMERKING Een lektest en vacuümdrogen van lokale leidingen en binnenunits is niet mogelijk wanneer lokale expansiekleppen gesloten zijn. Methode 1: Voor inschakelen Als het systeem nog niet werd ingeschakeld, zijn er geen speciale stappen vereist voor de lektest en het vacumeren. Methode 2: Na inschakelen Als het systeem al werd ingeschakeld, activeer dan instelling [2‑21] (zie "21.2.4 ...
  • Pagina 92 Installatie van de leidingen OPMERKING Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van –⁠ 1 00,7  kPa (−⁠ 1 ,007  bar) (5  Torr absoluut) kan evacueren. OPMERKING Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
  • Pagina 93 Installatie van de leidingen 3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft. Op lekken controleren: Druklektest 1 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle leidingverbindingen. 2 Verwijder alle stikstofgas.
  • Pagina 94 Installatie van de leidingen INFORMATIE Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede werking van de unit.
  • Pagina 95 Koelmiddel bijvullen 19 Koelmiddel bijvullen In dit hoofdstuk 19.1 Over koelmiddel bijvullen............................... 19.2 Over het koelmiddel ................................19.3 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met koelmiddel....................... 19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden....................... 19.5 Koelmiddel vullen ................................... 19.6 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel..........................101 19.7 De label voor fluorhoudende broeikasgassen bevestigen.....................
  • Pagina 96 Koelmiddel bijvullen WAARSCHUWING Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld: open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende elektrische verwarming). WAARSCHUWING ▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de koelmiddelcyclus. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen of manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant.
  • Pagina 97 Koelmiddel bijvullen OPMERKING Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat u de vulprocedure begint (zie "21.2.4  Stand 1 of 2 activeren" [  120]). Als een storingscode wordt weergegeven, zie "25.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen" [  145].
  • Pagina 98 Koelmiddel bijvullen 19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel toegevoegd moet worden WAARSCHUWING De maximum toegelaten totale hoeveelheid koelmiddel wordt bepaald op basis van de kleinste kamer van het systeem. "3.1.2  Vereisten systeemlay-out"  [   20] om de maximum toegelaten totale hoeveelheid koelmiddel te bepalen. INFORMATIE Neem contact op met uw dealer voor het finale aanpassen van de hoeveelheid koelmiddel.
  • Pagina 99 Koelmiddel bijvullen 19.5 Koelmiddel vullen Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt het bij grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas handmatig te vullen. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
  • Pagina 100 Koelmiddel bijvullen De berekende hoeveelheid extra Koppel het verdeelstuk los van de koelmiddel is nog niet bereikt vloeistofleiding. Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)". Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel) De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te gebruiken.
  • Pagina 101 Koelmiddel bijvullen INFORMATIE ▪ Wanneer tijdens de procedure een storing wordt gedetecteerd (bijv. een gesloten afsluiter), dan wordt een storingscode weergegeven. Zie in dat geval "19.6 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel" [  101] en los de storing op zoals beschreven. Druk op BS3 om de storing te resetten. U kunt de instructies voor "Vullen"...
  • Pagina 102 Koelmiddel bijvullen e Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen van de totale koelmiddelvulling uitgedrukt in ton CO -equivalent. f GWP = Globaal opwarmingspotentieel OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO equivalent.
  • Pagina 103 Koelmiddel bijvullen 1 Isoleer en bevestig de koelmiddelleidingen en kabels als volgt: a Gasleiding b Isolatie gasleiding c Doorverbindingskabel d Ter plaatse te voorziene bedrading (indien van toepassing) e Vloeistofleiding f Isolatie vloeistofleiding g Afwerkingstape 2 Plaats het servicedeksel terug. In de buitenunit Isoleer de koelmiddelleidingen als volgt: a Vloeistofleiding...
  • Pagina 104 Koelmiddel bijvullen a Afdichting OPMERKING Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Anders kan de lucht niet goed circuleren in de unit. WAARSCHUWING Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
  • Pagina 105 Elektrische installatie 20 Elektrische installatie In dit hoofdstuk 20.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................ 105 20.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading ..............105 20.1.2 Lokale bedrading: Overzicht ..........................106 20.1.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen..................108 20.1.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading................
  • Pagina 106 Elektrische installatie WAARSCHUWING ▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken. ▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
  • Pagina 107 Elektrische installatie Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kunnen communicatiestoringen ontstaan. Na een aftakking van een transmissiebedrading zijn geen secundaire aftakkingen toegelaten. A Buitenunit B Binnenunit C Centrale gebruikersinterface (enz.) a Hoofdleiding b1, b2, b3 Afgetakte leidingen c1, c2 Een aftakking mag niet verder worden afgetakt Voorbeeld: 220-240 V 380-415 V...
  • Pagina 108 Elektrische installatie 20.1.3 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen: ▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
  • Pagina 109 Elektrische installatie Draadtype Methode Gevlochten geleider met rond oog a Klem b Schroef c Platte sluitring Toegelaten NIET toegelaten Aanhaalmomenten In het geval van RXYSA4~6_V: Aansluitkle Bedrading Schroefmaat Aanhaalmoment (N•m) Voedingsbedrading 2,2~2,7 SVEO-output 1,3~1,6 Transmissiebedrading M3,5 0,8~0,97 In het geval van RXYSA4~6_Y: Aansluitkle Bedrading Schroefmaat...
  • Pagina 110 Elektrische installatie 20.1.6 Vereisten voor beveiligingen Voedingsbedrading De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving. De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
  • Pagina 111 Elektrische installatie TO IN/D TO OUT/D F1 F2 F1 F2 F1 F2 F1 F2 F1 F2 F1 F2 a Gebruik de geleider van een mantelkabel (2-dradig) (geen polariteit) b Klemmenstrook (lokaal te voorzien) c Ferrietkern (accessoire) OPMERKING Gebruik afgeschermde kabels en sluit de aarding aan op het draagframe van de X2M- klem.
  • Pagina 112 Elektrische installatie a Transmissiekabel b Voedingskabel c Kabelbinder WAARSCHUWING Strip de buitenkant van de kabel NIET verder af dan het bevestigingspunt op de montageplaat van de afsluiter. 6 Kies één van de 3 mogelijkheden om de kabels door het frame te voeren: a Transmissiebedradingskabel b Voedingskabel RXYSA4~6A7V/Y1B...
  • Pagina 113 Elektrische installatie 7 Sla de geselecteerde uitbreekopeningen uit door met een platte schroevendraaier en een hamer op de bevestigingspunten te tikken. 8 Breng een kabelbeveiliging aan in de uitbreekopening: ▪ Installeer best een PG-kabelmof in de uitbreekopening. ▪ Bescherm de kabels met plastic buizen om te voorkomen dat de rand van de uitbreekopening in de kabels snijdt wanneer u geen kabelmof gebruikt: A Binnenkant van de buitenunit B Buitenkant van de buitenunit...
  • Pagina 114 Elektrische installatie 20.3 Externe outputs aansluiten SVS-output De SVS-output is een contact op de X2M-klem dat sluit wanneer een lek, een storing of het loskomen van de R32-sensor (in de binnenunit) wordt gedetecteerd. a SVS-outputklemmen (1 en 2) b Kabel naar SVS-outputapparaat Specificaties van de SVS-output Maximumspanning <40 VDC...
  • Pagina 115 Elektrische installatie a Aardingspunt b Kabelafscherming c Kabel naar SVEO-outputapparaat 20.4 Optie keuzeschakelaar koelen/verwarmen aansluiten Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optionele keuzeschakelaar koelen/verwarmen (KRC19-26A) worden aangesloten: 1 Verwijder de montageschroef van de montageplaat van de aansluitklem. 2 Draai de montageplaat van de aansluitklem tot aan de andere kant van de plaat.
  • Pagina 116 Elektrische installatie 5 Maak de kabels vast met kabelbinders. a Kabel keuzeschakelaar koelen/verwarmen b Kabelbinder 6 Zet de DIP-schakelaar (DS1‑1) op ON. Zie "21.2.3  Componenten voor lokale instellingen" [  119] voor meer informatie over de DIP-schakelaar. 1 2 3 4 DS1 DIP-schakelaar 1 20.5 Isolatieweerstand van de compressor controleren OPMERKING Als zich na de installatie koelmiddel verzamelt in de compressor, kan de...
  • Pagina 117 Configuratie 21 Configuratie In dit hoofdstuk 21.1 Overzicht: Configuratie................................117 21.2 Lokale instellingen uitvoeren ..............................118 21.2.1 Over lokale instellingen............................118 21.2.2 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen ..................119 21.2.3 Componenten voor lokale instellingen........................119 21.2.4 Stand 1 of 2 activeren ............................120 21.2.5 Gebruik van stand 1 ...............................
  • Pagina 118 Configuratie 21.2 Lokale instellingen uitvoeren 21.2.1 Over lokale instellingen Om het warmtepompsysteem te configureren, is een input naar de hoofdprintplaat van de buitenunit (A1P) vereist. Hierbij worden de volgende componenten voor lokale instellingen gebruikt: ▪ Drukknoppen voor input naar de printplaat ▪...
  • Pagina 119 Configuratie Stand Beschrijving Stand 2 Stand 2 wordt gebruikt voor het wijzigen van lokale instellingen van het systeem. U kunt de actuele waarde (lokale instellingen) van de lokale instelling raadplegen en wijzigen. In het algemeen kan na het veranderen van lokale instellingen de normale werking worden hervat zonder speciale tussenkomst.
  • Pagina 120 Configuratie DS1‑1 Keuzeschakelaar KOELEN/VERWARMEN (zie de handleiding van de keuzeschakelaar koelen/verwarmen). ON= Keuzeschakelaar KOELEN/VERWARMEN actief; OFF=niet geïnstalleerd=fabrieksinstelling DS1‑2 NIET GEBRUIKT. VERANDER DE FABRIEKSINSTELLING NIET. Drukknoppen Gebruik de drukknoppen om de lokale instellingen in te stellen. Stel de drukknoppen in met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een ingeklikte balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken.
  • Pagina 121 Configuratie Stap Weergeven Klaar voor gebruik: blanco display zoals afgebeeld. Aanduidingen 7-segmentendisplay: Knippert In het geval van een storing wordt de storingscode weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit en het 7-segmentendisplay van de buitenunit. aangegeven storing Controleer eerst communicatiebedrading. Toegang BS1 wordt gebruikt om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand ...
  • Pagina 122 Configuratie Voorbeeld: Inhoud van parameter [1‑10] controleren (aantal op het systeem aangesloten binnenunits controleren). [A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=1; B=10; C=waarde die willen te weten komen/controleren: 1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van de standaardsituatie is (normale werking). 2 Druk één keer op BS1.
  • Pagina 123 Configuratie [A‑B]=C in dit geval gedefinieerd als: A=2; B=18; C=waarde die willen te weten komen/veranderen 1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van de standaardsituatie is (normale werking). 2 Druk meer dan 5 seconden op BS1. Resultaat: Stand 2 wordt geactiveerd: 3 Druk 18 keer op BS2.
  • Pagina 124 Configuratie De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand 2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld. ▪ Bij de eerste manier wordt het stroomverbruik begrensd door middel van een lokale instelling. De unit werkt dan altijd met de geselecteerde begrenzing van het stroomverbruik.
  • Pagina 125 Configuratie [2‑8] -streefwaarde (°C) "21.3 Energie besparen en optimale werking" [  129] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen. [2‑9] -streeftemperatuur tijdens verwarmen. [2‑9] -streefwaarde (°C) 0 (standaard) Automatisch "21.3 Energie besparen en optimale werking" [  129] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen.
  • Pagina 126 Configuratie [2‑18] Instelling hoge ESP Niveau 1 (ESP tussen 20-35 Pa) Niveau 2 (ESP tussen 35-45 Pa) [2‑20] Handmatig koelmiddel bijvullen. [2‑20] Beschrijving 0 (standaard) Gedeactiveerd. Geactiveerd. Druk op BS3 om het handmatig bijvullen van koelmiddel te stoppen (wanneer de vereiste hoeveelheid koelmiddel is bijgevuld).
  • Pagina 127 Configuratie [2‑25] Niveau geluidsarme werking via de externe besturingsadapter. Deze instelling bepaalt het niveau van de geluidsarme werking als het systeem in de geluidsarme stand moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd en de instelling [2‑12] is geactiveerd.
  • Pagina 128 Configuratie [2‑30] Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering) [2‑31] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap  2) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap 2 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Zie de tabel voor de niveaus. [2‑31] Stroomverbruikbegrenzing (bij benadering) 1 (standaard)
  • Pagina 129 Configuratie [2‑81] Instelling koelcomfort Krachtig "21.3 Energie besparen en optimale werking" [  129] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen. [2‑82] Instelling verwarmcomfort. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]. [2‑82] Instelling verwarmcomfort 1 (standaard) Gematigd Snel Krachtig "21.3 Energie besparen en optimale...
  • Pagina 130 Configuratie de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen. Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de verwarmstand staat, dan moet bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 15°C) minder worden verwarmd dan bij een lage buitentemperatuur (bijv.
  • Pagina 131 Configuratie ▪ Bij het koelen mag de verdampingstemperatuur, afhankelijk van de situatie, tijdelijk tot 3°C dalen. ▪ Bij het verwarmen mag de condensatietemperatuur, afhankelijk van de situatie, tijdelijk tot 49°C stijgen. ▪ Wanneer de vraag van de binnenunits afneemt, gaat het systeem over naar een stabiele toestand, bepaald door de bovenstaande werkingsstand.
  • Pagina 132 Configuratie Om dit te activeren in… Verander… Koelen [2‑41]=1. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8]. Verwarmen [2‑42]=1. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]. De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
  • Pagina 133 Configuratie D Vereiste waarde verdampingstemperatuur E Belastingsfactor V Buitenluchttemperatuur Verdampingstemperatuur Snel Krachtig Gematigd Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel V Krachtig 21.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen 100% 49°C 46°C 2°C RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner...
  • Pagina 134 Configuratie A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit automatische stand) B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële condensatietemperatuur automatische stand) D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor V Buitenluchttemperatuur Condensatietemperatuur Snel Krachtig Gematigd Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel V Krachtig RXYSA4~6A7V/Y1B...
  • Pagina 135 22 Inbedrijfstelling OPMERKING Algemene checklist inbedrijfstelling. Naast de instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist). De algemene checklist inbedrijfstelling vormt een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapportering tijdens de inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de gebruiker.
  • Pagina 136 Inbedrijfstelling Tijdens de testfunctie starten de buitenunit en de binnenunits op. Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn (lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie. 22.2 Checklist voor de inbedrijfstelling Controleer na de installatie van de unit eerst de hierna vermelde punten. Sluit de unit nadat alle controles zijn uitgevoerd.
  • Pagina 137 Inbedrijfstelling Luchtinlaat/-uitlaat Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton of iets anders. Hoeveelheid extra koelmiddel De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel. Vereisten voor R32-apparatuur Controleer of het systeem voldoet aan alle vereisten van het volgende hoofdstuk: "3.1 Instructies voor apparatuur met...
  • Pagina 138 Inbedrijfstelling 22.5 Proefdraaien (7-segmentendisplay) 1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie "21.2 Lokale instellingen uitvoeren" [  118]. 2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten binnenunits in. OPMERKING Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik IN om de carterverwarming van stroom te voorzien en de compressor te beschermen.
  • Pagina 139 Inbedrijfstelling 22.6 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien Het proefdraaien is alleen voltooid als er geen storingscode op de gebruikersinterface of het 7-segmentendisplay van de buitenunit staat. Wanneer er wel een storingscode op staat, voert u de in de tabel met storingscodes beschreven stappen uit om de storing op te lossen.
  • Pagina 140 Aan de gebruiker overhandigen 23 Aan de gebruiker overhandigen Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt: ▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen.
  • Pagina 141 Onderhoud en service 24 Onderhoud en service OPMERKING Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus. Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen. OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO equivalent.
  • Pagina 142 Onderhoud en service 24.1.1 Elektrische gevaren voorkomen Bij service aan inverter-apparatuur: 1 Wacht na het uitschakelen van de voeding nog 10 minuten om het deksel van de kast met elektrische componenten te openen. 2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld.
  • Pagina 143 Onderhoud en service Kijk uit voor de ventilator. De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel altijd de hoofdschakelaar uit en verwijder de zekeringen uit het besturingscircuit in de buitenunit. 24.2 Controlelijst jaarlijks onderhoud van de buitenunit Controleer minstens eens per jaar de volgende punten: ▪...
  • Pagina 144 Onderhoud en service OPMERKING Verwijder bij het verwijderen van koelmiddel GEEN olie. Voorbeeld: Met behulp van een olieafscheider. RXYSA4~6A7V/Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5-S-systeemairconditioner 4P600330-1C – 2021.02...
  • Pagina 145 Opsporen en verhelpen van storingen 25 Opsporen en verhelpen van storingen In dit hoofdstuk 25.1 Overzicht: Probleemoplossing..............................145 25.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen ................. 145 25.3 Problemen op basis van storingscodes oplossen ........................145 25.3.1 Storingcodes: Overzicht ............................146 25.4 Koelmiddellekdetectiesysteem ..............................
  • Pagina 146 Opsporen en verhelpen van storingen INFORMATIE In het geval van een storing wordt de storingscode weergegeven op het 7- segmentendisplay van de buitenunit en op de gebruikersinterface van de binnenunit. 25.3.1 Storingcodes: Overzicht Raadpleeg uw verdeler als er andere foutcodes worden weergegeven. Hoofdcod Oorzaak Oplossing...
  • Pagina 147 Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcod Oorzaak Oplossing SVEO Storing elektronische expansieklep Controleer aansluiting op printplaat of actuator. (Y1E) - A1P (X21A) (Y3E) - A1P (X23A) ▪ De afsluiter van een buitenunit is ▪ Op de afsluiter aan zowel de gas- als de dicht gelaten.
  • Pagina 148 Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcod Oorzaak Oplossing SVEO De buitenunit krijgt geen stroom. Controleer of de voedingsbedrading voor de buitenunit juist is aangesloten. Verkeerde combinatie in systeem. Controleer of storing zich voordoet bij Verkeerde combinatie types andere binnenunits en of combinatie van binnenunit (R410A, R407C, RA, enz.) binnenunits is toegestaan.
  • Pagina 149 Opsporen en verhelpen van storingen Lekdetectie Als de R32-sensor in de binnenunit een koelmiddellek detecteert, wordt de gebruiker gewaarschuwd door zowel een geluidssignaal als een visueel signaal van de afstandsbediening van de binnenunit met een lek (en de supervisor- afstandsbediening, indien van toepassing). Terzelfder tijd wordt het koelmiddel naar de buitenunit gestuurd om zo de hoeveelheid koelmiddel in het binnensysteem te verminderen.
  • Pagina 150 Opsporen en verhelpen van storingen Opmerking: Een iTM en WAGO-module kunnen ook worden aangesloten om een output-signaal te genereren bij lekdetectie. Dit kan bijvoorbeeld op een locatie onder supervisie worden gebruikt. Raadpleeg de montagehandleiding van de iTM voor meer informatie. OPMERKING De R32-koelmiddelleksensor is een halfgeleiderdetector die onterecht andere stoffen dan R32-koelmiddel kan detecteren.
  • Pagina 151 Als afval verwijderen 26 Als afval verwijderen OPMERKING Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.
  • Pagina 152 Technische gegevens 27 Technische gegevens Een subset van de meest recente technische gegevens is beschikbaar op de regionale website van Daikin (publiek toegankelijk). De volledige set meest recente technische gegevens is beschikbaar op de Daikin Business Portal (authenticatie vereist). In dit hoofdstuk 27.1...
  • Pagina 153 Technische gegevens 27.1 Serviceruimte: Buitenunit Aanzuigzijde In de afbeeldingen hieronder is de serviceruimte aan de aanzuigzijde gebaseerd op 35°C DB en de koelstand. Voorzie meer ruimte in de volgende gevallen: ▪ Wanneer de temperatuur aan de aanzuigzijde deze waarde regelmatig overschrijdt. ▪...
  • Pagina 154 Technische gegevens b (mm) ≥100 ≤½H b≥250 ≥100 ½H <H ≤H b≥300 ≥100 ≥100 >H ≥100 ≥2000 ≥3000 ≥200 ≥100 ≥1000 ≥100 ≥1500 (1) Voor een gemakkelijker onderhoud, neem een afstand van ≥250 mm Gestapelde units (max. 2 niveaus) ( ≥100 ≥100 ≥500 ≥500...
  • Pagina 155 Technische gegevens 27.2 Schema van de leidingen: Buitenunit S1NPL S1NPH HPS–A HPS–M 3D127852 a Vloeistof Thermistors: b Gas R1T Thermistor (omgeving) c Vulpoort R3T Thermistor (aanzuiging) d Servicepoort R4T Thermistor (vloeistof) e Afsluiter R5T Thermistor (onderkoeling) f Koelmiddelfilter R6T Thermistor (oververhitting) g Eenwegsklep R7T Thermistor (warmtewisselaar) h Drukveiligheidsklep...
  • Pagina 156 Technische gegevens 27.3 Bedradingsschema: Buitenunit Het bedradingsschema is bij de unit geleverd, op de binnenkant van het servicedeksel. Symbolen: Primaire aansluitklem Aardingsbedrading Draad nummer 15 Lokale draad Lokale kabel /12.2 Aansluiting ** gaat verder op pagina 12 kolom 2 Verschillende bedradingsmogelijkheden Optie Niet gemonteerd in schakelkast Bedrading afhankelijk van het model...
  • Pagina 157 Technische gegevens Overbelastingsschakelaar Q1DI Aardlekschakelaar (lokaal te voorzien) Thermistor (omgeving) Thermistor (aanzuiging) Thermistor (vloeistof) Thermistor (onderkoeling) Thermistor (oververhitting) Thermistor (warmtewisselaar) R10T Thermistor (lamel) R21T Thermistor (pers) PTC-thermistor S1NPH Hogedruksensor S1NPL Lagedruksensor S1PH Hogedrukschakelaar Luchtregelschakelaar (optie) Keuzeschakelaar koelen/verwarmen (optie) SEG* (A1P) 7-segmentendisplay Input fout mechanische ventilatie (lokaal te voorzien) V1R, V2R (A1P) IGBT-voedingsmodule...
  • Pagina 158 Technische gegevens Printplaat (keuzeschakelaar koelen/verwarmen) Printplaat (ruisfilter) BS* (A1P) Drukknoppen (mode, set, return, test, reset) C* (A1P) Condensatoren DS* (A1P) DIP-schakelaar Bodemplaatverwarming (optie) E1HC Carterverwarming F1U (A1P) Zekering (T 6,3 A / 250 V) F1U (A2P) Zekering (T 3,15 A / 250 V) Zekering (T 1,0 A / 250 V) F6U (A1P) Zekering (T 6,3 A / 250 V) F7U (A1P)
  • Pagina 159 Technische gegevens Input fout mechanische ventilatie (lokaal te voorzien) Diodemodule V1R, V2R (A1P) IGBT-voedingsmodule V3R (A1P) Diodemodule Printplaatconnector Klemmenstrook Connector Elektronische expansieklep (hoofd – EVM1) Elektronische expansieklep (EVT) Elektronische expansieklep (hoofd – EVM2) Elektronische expansieklep (EVL) Elektronische expansieklep (EVSL) Elektronische expansieklep (EVSG) Elektromagnetische klep (4-wegsklep) Output fout werking (SVEO) (lokaal te voorzien) Output leksensor (SVS) (lokaal te voorzien)
  • Pagina 160 Door Daikin gemaakte of goedgekeurde apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden. Ter plaatse te voorzien NIET door Daikin gemaakte apparatuur en uitrustingen die met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie gecombineerd mogen worden. RXYSA4~6A7V/Y1B...
  • Pagina 164 4P600330-1C 2021.02 Verantwortung für Energie und Umwelt...