Samenvatting van Inhoud voor Daikin VRV 5 REYA8A7Y1B
Pagina 1
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning REYA8A7Y1B REYA10A7Y1B REYA12A7Y1B REYA14A7Y1B REYA16A7Y1B REYA18A7Y1B REYA20A7Y1B REMA5A7Y1B...
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Over dit document Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ......................2 Algemene veiligheidsmaatregelen Voor de installateur ................................ 2.1.1 Algemeen................................ 2.1.2 Plaats van installatie ............................2.1.3 Koelmiddel — in geval van R410A of R32 ...................... 2.1.4 Elektrisch................................. 11 3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel......................
Pagina 3
Inhoudsopgave 10.2.7 Symptoom: Op de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt, en start weer na enkele minuten ................................47 10.2.8 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit)................47 10.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit)............47 10.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (buitenunit) ................47 10.2.11 Symptoom: Er komt stof uit de unit.......................
Pagina 4
Inhoudsopgave 18.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen............. 95 18.2.3 Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen....................96 18.2.4 Koelmiddelleidingen leggen ........................... 96 18.2.5 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten....................97 18.2.6 Installatie van de leidingset voor meerdere aansluitingen ................97 18.2.7 Koelmiddelaftakset aansluiten........................98 18.2.8 Bescherming tegen verontreiniging.......................
Pagina 5
Inhoudsopgave 22.7 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien ................... 157 22.8 Controle aansluiting van de BS-unit/binnenunit......................157 22.9 Gebruik van de unit................................. 159 23 Overhandiging aan de gebruiker 24 Onderhoud en service 24.1 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud........................161 24.1.1 Elektrische gevaren voorkomen........................161 24.2 Checklist voor het jaarlijks onderhoud van de buitenunit .....................
De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… Gedetailleerde stap-voor-stapinstructies en achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik Formaat: Digitale bestanden op https://www.daikin.eu. Gebruik de zoekfunctie om uw model te vinden. Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
Pagina 7
Over dit document WAARSCHUWING Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben. WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL VOORZICHTIG Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben. OPMERKING Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
Daikin gemaakt of goedgekeurd werden. WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin- documentatie). WAARSCHUWING Scheur plastic verpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen.
Algemene veiligheidsmaatregelen Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz. Bovendien DIENEN minstens volgende informaties op een toegankelijke plaats bij het product voorzien te worden: ▪...
Pagina 10
Algemene veiligheidsmaatregelen WAARSCHUWING Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Verlucht de ruimte onmiddellijk als er koelgas lekt. Mogelijke risico's: ▪ Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken. ▪ Giftige gassen kunnen vrijkomen wanneer het koelgas in contact komt met vuur. WAARSCHUWING Tap het koelmiddel ALTIJD af.
Algemene veiligheidsmaatregelen Er is een sifonbuis Vul bij met rechtopstaande fles. (d.w.z. er zou iets zoals "Met vloeistofvulsifon" op de fles moeten staan) Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven staande fles. ▪ Open koelmiddelflessen steeds traag. ▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm.
Pagina 12
Algemene veiligheidsmaatregelen WAARSCHUWING ▪ Gebruik ALLEEN koperdraden. ▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende wetgeving. ▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd. ▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen.
Pagina 13
Algemene veiligheidsmaatregelen Leg de stroomkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om storingen te voorkomen. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms NIET. OPMERKING ALLEEN van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na. Installatieplaats (zie "17.1 Installatieplaats voorbereiden" [ 75]) WAARSCHUWING Volg de afmetingen van de ruimte voor onderhoud in deze handleiding voor een correcte installatie van de unit. Zie "27.1 Ruimte voor service: Buitenunit" [ 175].
Pagina 15
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Openen van de unit (zie "17.2 Openen van de unit" [ 80]) GEVAAR: RISICO OP BRANDWONDEN GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is. De buitenunit monteren (zie "17.3 De buitenunit monteren" [ 81])
Pagina 16
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer. WAARSCHUWING Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen. Het niet goed naleven van de instructies in de onderstaande procedure kan leiden tot schade aan voorwerpen of persoonlijk letsel (afhankelijk van de omstandigheden kan dit ernstig zijn).
Pagina 17
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit. WAARSCHUWING ▪ Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, kan het systeem defect geraken. ▪ Sluit de aarding correct aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon.
R32-units" [ 62]. WAARSCHUWING De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten voldoen aan de instructies van Daikin en de geldende wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd. REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning...
Pagina 19
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG Gebruik GEEN potentiële ontstekingsbronnen bij het zoeken naar of detecteren van koelmiddellekken. OPMERKING ▪ Neem de nodige voorzorgsmaatregelen om overmatig trillen of pulseren op koelmiddelleidingen te voorkomen. ▪ Beschermende apparatuur, leidingen en fittingen moeten zo goed mogelijk tegen nadelige omgevingseffecten worden beschermd.
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker 4 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na. In dit hoofdstuk Algemeen ....................................Instructies voor veilig gebruik ..............................4.1 Algemeen WAARSCHUWING Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
4.2 Instructies voor veilig gebruik WAARSCHUWING De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten overeenstemmen met de instructies Daikin (inclusief alle documenten vermeld in"documentatieset") en daarnaast ook met de geldende wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Pagina 23
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker VOORZICHTIG Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen. VOORZICHTIG Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is ongezond.
Pagina 24
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator! De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel hoofdschakelaar altijd alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. VOORZICHTIG Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
Pagina 25
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker Dienst-na-verkoop en garantie (zie "9.5 Dienst-na-verkoop en garantie" [ 38]) WAARSCHUWING ▪ Wijzig, demonteer, verwijder, herinstalleer of repareer de unit NIET zelf aangezien een verkeerde demontage of installatie een elektrische schok of brand kan veroorzaken. Neem contact op met uw dealer. ▪...
Over het systeem 5 Over het systeem De VRV 5 gebruikt R32-koelmiddel, dat als A2L geclassificeerd staat en weinig ontvlambaar is. Om te voldoen aan de eisen voor verhoogde dichtheid van koelsystemen en IEC60335-2-40 moet de installateur extra maatregelen nemen. "3.1 ...
Pagina 27
Over het systeem Model Beschrijving REMA5 Warmteterugwinningsmodel alleen voor gebruik in combinatie Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de geselecteerde buitenunit. In deze gebruiksaanwijzing staat aangegeven wanneer een functie alleen bij bepaalde modellen voorkomt. Het volledige systeem kan in meerdere subsystemen worden verdeeld. Deze subsystemen zijn 100% onafhankelijk inzake de keuze van koelen en verwarmen, en elk subsysteem bestaat uit één individuele aftakkingskit van een BS-unit, en alle stroomafwaarts aangesloten binnenunits.
Gebruikersinterface 6 Gebruikersinterface VOORZICHTIG ▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen. Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Werking 7 Werking In dit hoofdstuk Voor het gebruik ..................................Werkingsbereik..................................Gebruik van het systeem................................ 7.3.1 Over het gebruik van het systeem......................... 7.3.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking..............7.3.3 Over verwarmen ..............................7.3.4 Gebruik van het systeem ............................Gebruik van het ontvochtigingsprogramma ..........................
Werking Koelen Verwarmen Buitentemperatuur –5~46°C droge bol –20~20°C droge bol –20~15,5°C natte bol Binnentemperatuur 21~32°C droge bol 15~27°C droge bol 14~25°C natte bol Binnenvochtigheid ≤80% Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Werking Tijdens het ontdooien neemt de verwarmingscapaciteit aan de binnenunitzijde tijdelijk af tot het ontdooien beëindigd is. Na het ontdooien krijgt de unit weer haar volledige verwarmingscapaciteit. Wanneer REYA10~28 Tijdens het ontdooien blijft de binnenunit op een (combinatiemodellen) lager peil verder verwarmen. Dit verzekert u van een aangenaam comfortniveau binnen.
Werking ▪ De microcomputer bepaalt automatisch de temperatuur en de ventilatorsnelheid (kan niet worden ingesteld met de gebruikersinterface). ▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur (<20°C). 7.4.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma Starten 1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op de gebruikersinterface en selecteer (ontvochtigen).
Werking Koelen Verwarmen ▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting. ▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het koelen met een aan het plafond opgehangen of tegen de muur gemonteerde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting sturen, en verandert ook de aanduiding op de gebruikersinterface.
Werking 7.6.2 Gebruikersinterface als master instellen 1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste gebruikte gebruikersinterface. Resultaat: Het display met (omschakeling onder gecentraliseerde besturing) alle...
Energie besparen en optimale werking 8 Energie besparen en optimale werking Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen. ▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de aanwezige personen wordt geblazen.
Energie besparen en optimale werking 8.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden Basis De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Dit komt overeen met de bekende standaardwerking van vorige VRV-systemen. Automatisch De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur).
Onderhoud en service 9 Onderhoud en service In dit hoofdstuk Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service ......................Onderhoud na een lange periode van stilstand........................Onderhoud voor een lange periode van stilstand ......................... Over het koelmiddel ................................Dienst-na-verkoop en garantie............................... 9.5.1 Garantieperiode ..............................9.5.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .......................
Onderhoud en service ▪ Laat de binnenunits ongeveer een halve dag draaien in de stand alleen ventileren om de binnenkant van de units te drogen. Zie "7.3.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking" [ 30] voor meer informatie over de stand alleen ventileren.
Onderhoud en service Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract. Ons dealernetwerk heeft toegang tot een permanente voorraad essentiële onderdelen om uw unit zo lang mogelijk te laten meegaan. Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
Onderhoud en service OPMERKING ▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen. Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie. ▪ De tabel geeft de aanbevolen onderhoudsperiodes aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren.
Pagina 41
Onderhoud en service INFORMATIE Het is mogelijk dat schade veroorzaakt door het demonteren of schoonmaken van de binnenkant van units door iemand anders dan onze erkende dealers niet onder de garantie valt. REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 –...
Opsporen en verhelpen van storingen 10 Opsporen en verhelpen van storingen Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw dealer. WAARSCHUWING Stop de werking en schakel de voeding UIT als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Opsporen en verhelpen van storingen Storing Maatregel Het systeem werkt, maar ▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de koelt of verwarmt buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. onvoldoende. Verwijder eventuele obstakels en zorg ervoor dat de lucht vrij kan circuleren. ▪...
Pagina 44
Opsporen en verhelpen van storingen Hierna vindt u een lijst met storingscodes als referentie. Afhankelijk van de ernst van de storingscode, kunt u op de AAN/UIT-knop drukken om de code te resetten. Vraag anders advies aan uw installateur. Hoofdcode Inhoud Externe beveiliging geactiveerd De R32-sensor in een van de binnenunits heeft een koelmiddellek gedetecteerd...
Pagina 45
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcode Inhoud Storing hogedrukschakelaar Storing lagedrukschakelaar Storing ventilatormotor (buitenunit) Storing omgevingstemperatuursensor (buitenunit) Storing perstemperatuursensor (buitenunit) Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit) Storing ontdooitemperatuursensor (buitenunit) of storing gastemperatuursensor warmtewisselaar (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (batterij) (buitenunit) Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing hogedruksensor (S1NPH) Storing lagedruksensor (S1NPL)
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcode Inhoud Storing automatische adressering (inconsistentie) De foutcode wordt alleen weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit met de fout. 10.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem: 10.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ▪...
Opsporen en verhelpen van storingen ▪ Meteen na het beëindigen van het koelen en bij lage kamertemperatuur en laag vochtgehalte. Warm koelgas stroomt terug in de binnenunit en produceert stoom. 10.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook (binnenunit, buitenunit) Wanneer het systeem na het ontdooien wordt omgeschakeld op verwarmen.
Opsporen en verhelpen van storingen 10.2.12 Symptoom: De units geven een geur af De unit kan geuren opnemen van kamers, meubilair, sigaretten, enz., en die dan weer afgeven. 10.2.13 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait niet Tijdens de werking. De ventilatorsnelheid wordt geregeld met het oog op een optimale werking van het product.
Verplaatsen 11 Verplaatsen Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis. REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 –...
Als afval verwijderen 12 Als afval verwijderen Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. Het is bij wet verplicht om het koelmiddel te verzamelen, transporteren en verwijderen volgens de voorschriften voor "verzamelen en vernietigen van HFK's".
Volg de onderstaande stappen om de gegevens van het Energy Label – Lot 21 van de unit en combinaties van buitenunit/binnenunit te raadplegen. 1 Ga naar de volgende webpagina: https://energylabel.daikin.eu/ 2 Om verder te gaan, kies: ▪ "Continue to Europe" voor de internationale website.
Over de doos 14 Over de doos Denk aan de volgende punten: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op beschadiging en volledigheid. Elke vorm van beschadiging of ontbrekende onderdelen MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur worden gemeld.
Over de doos 14.1 De buitenunit uitpakken Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit: ▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter verwijdert. ▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit. WAARSCHUWING Scheur plastic verpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen.
Over de doos d Informatiesticker installatie e Label gefluoreerde broeikasgassen f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen g Zak met leidingaccessoires 14.3 Accessoireleidingen: Diameters Accessoireleidingen Øa [mm] Øb [mm] Gasleiding 25,4 19,1 ▪ Aansluiting aan voorkant ID Øa ID Øb 22,2 ▪ Aansluiting aan onderkant ID Øa OD Øb...
Pagina 56
Over de doos 1 Verwijder de bout (a) en vulringen. 2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld. (12.3 N·m) a Bout b Transportbeveiliging REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 – 2022.07...
Over de units en opties 15 Over de units en opties In dit hoofdstuk 15.1 Identificatielabel: Buitenunit..............................15.2 Over de buitenunit ................................. 15.3 Systeemlay-out ..................................15.4 Combinaties van units en opties ............................15.4.1 Over combinaties van units en opties ........................15.4.2 Mogelijke combinaties van binnenunits........................
Over de units en opties Model Beschrijving REYA8~20 Warmteterugwinningsmodel voor enkelvoudig gebruik of gebruik in combinatie REMA5 Warmteterugwinningsmodel alleen voor gebruik in combinatie Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde modellen.
Over de units en opties 15.4 Combinaties van units en opties INFORMATIE Sommige opties zijn mogelijk NIET verkrijgbaar in uw land. 15.4.1 Over combinaties van units en opties OPMERKING Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV 5-warmteterugwinning om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken. Dit warmteterugwinningssysteem kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R32.
Over de units en opties ▪ Combineer nooit meer dan twee units voor een multi-combinatie. ▪ De combinaties in de onderstaande tabel zijn standaardcombinaties. Andere combinaties zijn mogelijk als vrije combinatie. ▪ Er gelden andere leidingbeperkingen voor standaardcombinaties en vrije combinaties.
Pagina 61
Over de units en opties Zie ook: "17.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten" [ 78]. Vraag-printplaat (EKRP1AHTA) Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende regeling via digitale inputs MOET u de vraag-printplaat installeren. Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de vraag-printplaat en het bijlageboek voor optionele uitrustingen.
Speciale vereisten voor R32-units 16 Speciale vereisten voor R32-units In dit hoofdstuk 16.1 Vereisten voor de installatieruimte............................16.2 Vereisten systeemlay-out............................... 16.3 Over de limiet op de hoeveelheid koelmiddel........................16.4 Limiet op de hoeveelheid koelmiddel bepalen........................16.1 Vereisten voor de installatieruimte WAARSCHUWING Als het toestel R32-koelmiddel bevat, dan moet de vloeroppervlakte van de kamer waarin het toestel is geïnstalleerd, minstens 956 m²...
Pagina 63
Speciale vereisten voor R32-units Installatie van de binnenunit Zie de bij de binnenunit geleverde montagehandleiding en gebruiksaanwijzing voor de installatie van de binnenunit. Zie de nieuwste versie van het technical data book van deze unit voor de compatibiliteit van binnenunits. De totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem moet minder dan of gelijk zijn aan de maximaal toegelaten totale hoeveelheid koelmiddel.
Pagina 64
Speciale vereisten voor R32-units Koelmiddelleiding Bedrading transmissie en gebruikersinterface afstandsbediening geleverde montagehandleiding gebruiksaanwijzing voor de installatie van de afstandsbediening. Elke binnenunit moet worden aangesloten op een afstandsbediening die compatibel is met een R32-veiligheidssysteem (bv. BRC1H52/82* later type). Deze afstandsbedieningen zijn voorzien van veiligheidsmaatregelen die de gebruiker visueel en met een geluid zullen waarschuwen voor een lek.
Pagina 65
Speciale vereisten voor R32-units Stand Functie Alleen alarm De controller werkt alleen als een lekdetectie-alarm (voor één binnenunit). Geen functionaliteit beschikbaar. De afstandsbediening moet altijd in dezelfde kamer als de binnenunit worden geplaatst. Deze controller kan master of slave zijn. Supervisor De controller werkt alleen als een lekdetectie-alarm (voor het volledige systeem, d.w.z.
Speciale vereisten voor R32-units NIET OK Geval Groepsbesturing is toegestaan voor maximaal 5 binnenunits aangesloten op verschillende poorten of dezelfde poort. Minstens één afstandsbediening die compatibel is met een R32-veiligheidssysteem moet zich in dezelfde kamer als de binnenunit bevinden. Alle binnenunits onder groepsbesturing moeten in dezelfde kamer zijn.
Speciale vereisten voor R32-units 16.4 Limiet op de hoeveelheid koelmiddel bepalen Stap 1 – Bepaal de kleinste kamer die per aftakkingsleidingpoort van de BS-unit wordt bediend om de maximale capaciteitsindex van binnenunits die in totaal per aftakkingsleidingpoort kunnen worden aangesloten af te leiden: De kameroppervlakte kan worden bepaald door de muren, deuren en scheidingen op de vloer te projecteren en de ingesloten oppervlakte te berekenen.
Speciale vereisten voor R32-units Voor de bovenste opening: Het is geen opening naar buiten De opening kan niet worden afgesloten De opening moet ≥0,006 m² zijn (50% van A nvmin De onderkant van de bovenste opening moet zich op ≥1500 mm van de vloer bevinden De hoogte van de opening is ≥20 mm Opmerking: Aan de vereiste voor de bovenste opening kan worden voldaan door...
Pagina 69
Speciale vereisten voor R32-units Opmerking: De waarden in de tabel gaan uit van het slechtst denkbare volume binnenunit en 40 m leiding tussen binnenunit en BS-unit. In VRV Xpress kunnen aangepaste leidinglengten en binnenunits worden toegevoegd, wat kan leiden tot lagere minimumvereisten voor de kameroppervlakte.
Pagina 70
Speciale vereisten voor R32-units Lowest underground floor 63.8 m (kg) 10.1 13.5 16.8 20.2 23.6 27.0 30.3 33.7 37.1 40.5 43.9 47.2 50.6 54.0 57.4 60.7 63.8 63.8 63.8 m Limiet voor de totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem Kleinste kameroppervlakte (a) Lowest underground floor (=Laagste ondergrondse verdieping) Stap ...
Pagina 71
Speciale vereisten voor R32-units Mogelijke veranderingen: Vergroot de oppervlakte van de kleinste kamer die is aangesloten op dezelfde aftakkingsleidingpoort. Verlaag de capaciteit van de binnenunits die zijn aangesloten op dezelfde aftakkingsleidingpoort tot de limiet of minder. Voeg extra tegenmaatregelen toe zoals beschreven in de geldende wetgeving. Een SVS -output of optionele output-printplaat voor de binnenunit kan worden gebruikt om de extra tegenmaatregelen aan te sluiten en te activeren (bv.
Pagina 72
Speciale vereisten voor R32-units Voorbeeld 2 VRV-systeem voor drie kamers via één BS-unit. Kamer 1 (40 m², één verdieping onder de begane grond) wordt bediend door één binnenunit (klasse 32) aangesloten op poort A. Kamer 2 (60 m², begane grond) wordt bediend door twee binnenunits (1×klasse ...
Pagina 73
Speciale vereisten voor R32-units Stroomschema (voor ELKE aftakkingsleidingpoort van de BS-unit) Procedure voor controle of de kamer met de kleinste afmetingen voldoet aan de vereisten Bepaal de kleinste kamer- oppervlakte die door dezelfde aftakkingsleidingpoort wordt bediend. Zie stap 1 in de tekst hierboven.
Pagina 74
Speciale vereisten voor R32-units Vervolg van vorige kolom/pagina Procedure voor controle of de kleinste oppervlakte van de laagste ondergrondse verdieping voldoet aan de vereisten Bepaal kleinste kamer- oppervlakte van laagste ondergrondse verdieping. [m²] Leid maximale hoeveelheid koelmiddel in systeem af. Zie stap 3 in de tekst hierboven.
Installatie van de unit 17 Installatie van de unit WAARSCHUWING De installatie MOET voldoen aan de vereisten die gelden voor deze R32-apparatuur. "16 Speciale vereisten voor R32-units" [ 62] voor meer informatie. In dit hoofdstuk 17.1 Installatieplaats voorbereiden..............................17.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt ..............17.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten ........
Pagina 76
Installatie van de unit De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd en voor de volgende omgevingstemperaturen: Koelen Verwarmen Buitentemperatuur –5~46°C droge bol –20~20°C droge bol –20~15,5°C natte bol Binnentemperatuur 21~32°C droge bol 15~27°C droge bol 14~25°C natte bol Binnenvochtigheid ≤80% Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert.
Pagina 77
Installatie van de unit ▪ Controleer of de plaats waarop de installatie moet komen bestand is tegen het gewicht en de trillingen van de unit. ▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN enkele ventilatieopening. ▪ Controleer of de unit horizontaal staat. ▪...
Installatie van de unit Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewinden is blootgesteld. Dit is om corrosie te voorkomen, veroorzaakt door hoge zoutgehaltes in de lucht, die de levensduur van de unit zouden kunnen verkorten. Installeer de buitenunit uit de buurt van directe zeewinden.
Pagina 79
Werkingsbereik Binnentemperatuur Buitentemperatuur Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de installatie van de optionele kit met een verwarmingslint (EKBPH012TA of EKBPH020TA) aan om de afvoeropeningen vrij te houden. REMA5+REYA8~20A7Y1B...
Installatie van de unit 17.2 Openen van de unit 17.2.1 Over het openen van de units U moet op bepaalde momenten de unit openen. Voorbeeld: ▪ Wanneer u de elektrische bedrading moet aansluiten ▪ Wanneer u onderhoudswerkzaamheden op de unit moet uitvoeren GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het servicedeksel verwijderd is.
Installatie van de unit 5~12 HP 2× 14~20 HP 6× OPMERKING Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische componentenkast op dat het afdichtingsmateriaal onderaan de achterkant van het deksel NIET vast komt te zitten en naar binnen wordt geplooid (zie onderstaande afbeelding). a Deksel elektrische componentenkast b Voorzijde c Klemmenstrook voeding...
Installatie van de unit ▪ De fundering moet vanaf de vloer minstens 150 mm hoog zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de omstandigheden. ▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen balkframe of beton).
Installatie van de leidingen 18 Installatie van de leidingen VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 14] om te controleren of deze installatie aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. In dit hoofdstuk 18.1 Koelmiddelleiding voorbereiden ............................18.1.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen......................... 18.1.2 Materiaal koelmiddelleidingen ..........................18.1.3 Isolatie van de koelmiddelleidingen ........................
Installatie van de leidingen 18.1.2 Materiaal koelmiddelleidingen ▪ Leidingmateriaal: met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper ▪ Flareverbindingen: Gebruik alleen gegloeide leidingen. ▪ Hardingsgraad en dikte leidingen: Buitendiameter (Ø) Hardingsgraad Dikte (t) Ø 6,4 mm (1/4") Gegloeid (O) ≥0,80 mm 9,5 mm (3/8") 12,7 mm (1/2") 15,9 mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99 mm...
Pagina 85
Installatie van de leidingen A~D Leiding A, B: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de buitenunit. Leiding A is in geval van multi-aansluiting de som van de stroomopwaarts aangesloten buitenunits.
Installatie van de leidingen a Buitenunit b Hoofdleidingen (vergroten) c Eerste koelmiddelaftakkit d Laatste koelmiddelaftakkit e Binnenunit f BS-unit g Leiding tussen eerste en laatste koelmiddelaftakkit (maat vergroten) h Leiding tussen laatste koelmiddelaftakkit en binnenunit Vergroot HP-klasse Buitendiameter vloeistofleiding [mm] 5~10 9,5 →...
Installatie van de leidingen Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset 200≤x<290 KHRQ23M29T9 290≤x<640 KHRQ23M64T ≥640 KHRQ23M75T ▪ Kies de refnet-verdeler uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits. Capaciteitsindex binnenunit Koelmiddelaftakset <290 KHRQ23M29H 290≤x<640 KHRQ23M64H ≥640 KHRQ23M75H ▪...
Installatie van de leidingen c Maximumlimiet van 16 stroomafwaartse poorten van BS-units in doorstroming koelmiddel. Ongebruikte poorten moeten ook worden meegeteld. Bv. 16 poorten=BS12A+BS4A of BS8A+BS4A+BS4A d Minstens één binnenunit moet worden aangesloten op een BS-unit e Combineer twee poorten wanneer de capaciteit binnenunits groter dan 140 is f Binnenunits voor alleen koelen kunnen niet worden geïnstalleerd.
Pagina 89
Installatie van de leidingen Equivalente lengte van de leidingaccessoires Accessoire Equivalente lengte [m] Refnet-verbinding 0,5 m Refnet-verdeler 1 m Aftakkingsleiding van BS-unit 6,7 m Totale capaciteit Equivalente lengte van BS-unit [m] stroomafwaartse BS4A BS6A BS8A BS10A BS12A binnenunits <150 150≤x<290 290≤x<450 450≤x<620 620≤x<690 690≤x≤750 Voorbeeld: BS1 BS-unit 1 (BS4A)
Installatie van de leidingen Toegestaan hoogteverschil Term Definitie Hoogteverschil [m] Hoogteverschil tussen 50/40 buiten- en binnenunits Hoogteverschil tussen binnenunits Hoogteverschil tussen buitenunits Het toegestane hoogteverschil bedraagt 50 m wanneer de buitenunit hoger dan de binnenunit staat, en 40 m wanneer de buitenunit lager dan de binnenunit staat. Als uitsluitend VRV DX-binnenunits worden gebruikt, mag het toegestane hoogteverschil tussen buiten- en binnenunits worden uitgebreid tot 90 m, zonder gebruik van een extra optiekit.
Pagina 91
Installatie van de leidingen d VRV DX-binnenunit (kanaal) e VRV DX binnenunit (groot kanaal) Leiding Maximumlengte (reëel/equivalent) Langste leiding van de buitenunit of de 165 m/190 m laatste leidingaftakking voor meerdere (a)(b) 120 m/165 m buitenunits (A+B1+C1, A+B2+C2, A +B1+C3, A+B1+D+C4) Langste leiding na de eerste aftakking of 40 m/—...
Installatie van de leidingen 18.1.9 Standaard combinaties met meerdere buitenunits ≤20 HP en vrije combinaties met meerdere buitenunits Aansluiting met alleen VRV DX-binnenunits a Buitenunit b VRV DX-binnenunit c Aftakkeuze-unit (BS) d VRV DX-binnenunit (kanaal) e VRV DX binnenunit (groot kanaal) Leiding Maximumlengte (reëel/equivalent) Langste leiding van de buitenunit of de...
Installatie van de leidingen Deze beperking kan worden uitgebreid tot 90 m als de volgende voorwaarden vervuld zijn: • De leidinglengte tussen alle binnenunits en de BS-unit is ≤40 m. • Vergroten: → De vloeistofleiding tussen de eerste aftakkit of BS-unit en de laatste aftakkit of laatste BS-unit moet een grotere maat zijn.
Installatie van de leidingen a Naar binnenunit b Olie hoopt zich op in de verstgelegen buitenunit wanneer het systeem stopt NIET toegelaten (olie blijft achter in de leiding) Toegelaten ▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2 m is, moeten de aanzuiggasleiding en de hogedruk-/lagedrukgasleiding 200 mm of meer oplopen op een lengte van 2 m vanaf de set.
Installatie van de leidingen ▪ Leidingset voor aansluiting van meerdere buitenunits aansluiten ▪ Koelmiddelaftakset aansluiten ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor: Soldeersel Gebruik van de afsluiters Verwijderen van dichtgeknepen leidingen 18.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen INFORMATIE Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken: ▪...
Installatie van de leidingen 18.2.3 Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen Aansluiting Beschrijving Aansluiting aan de Breek de uitbreekopeningen in het voorpaneel open voorkant om de aansluitingen uit te voeren. Aansluiting aan de Breek de uitbreekopeningen in het onderste frame onderkant open en geleid de leiding onder de onderkant. 18.2.4 Koelmiddelleidingen leggen De koelmiddelleidingen kunnen aan de voor- of zijkant worden aangesloten (wanneer ze er langs onder worden uitgehaald) zoals aangegeven op de afbeelding...
Installatie van de leidingen OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen: ▪ Let op dat u de behuizing niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
Installatie van de leidingen 7.5° 7.5° a Waarschuwingslabel NIET toegelaten Toegelaten ▪ De totale lengte van de op de verbinding aangesloten leiding moet meer dan 500 mm volledig recht zijn. Een recht deel van meer dan 500 mm is alleen mogelijk als u een rechte lokale leiding van meer dan 120 mm aansluit.
Installatie van de leidingen Dicht inlaatopeningen leidingen bedrading afdichtingsmateriaal (lokaal te voorzien); anders daalt de capaciteit van de unit en kunnen kleine dieren in de machine binnendringen. Voorbeeld: leidingen naar buiten leiden via de voorkant. a Dicht de opening af (grijze gedeelte). ▪...
Installatie van de leidingen ▪ Gebruik GEEN vloeimiddel bij het hardsolderen van koper-op-koper koelmiddelleidingen. Gebruik fosforkoper toevoegmetaal (BCuP), waarbij GEEN vloeimiddel wordt vereist. Vloeimiddel heeft uitermate schadelijke invloed koelmiddelleidingsystemen. Zo zal een vloeimiddel op chloorbasis corrosie van de leidingen veroorzaken, of als het fluor bevat, zal het de koelmiddelolie aantasten.
Installatie van de leidingen OPMERKING Afsluiters moeten met het in deze handleiding vermelde aanhaalmoment worden geopend. U mag geen kwartslag terugdraaien wanneer u ze opent. 4 Breng het stofdeksel aan. Resultaat: De afsluiter is nu open. OPMERKING Breng het stofdeksel weer aan om veroudering van de O-ring en lekkage te voorkomen.
Pagina 102
Installatie van de leidingen 2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters. a Servicepoort b Afsluiter 3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp van een aftaptoestel. VOORZICHTIG Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer. 4 Maak de vulslang los en sluit de servicepoorten af zodra alle gas en olie uit de dichtgeknepen leiding is verwijderd.
Installatie van de leidingen 18.3 Koelmiddelleiding controleren 18.3.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen Zijn de werkzaamheden aan Werk de leidingen af. de koelmiddelleiding klaar? Zijn de binnenunits / BS-units / Gebruik procedure: buitenunit al ingeschakeld? "Methode 1: Vóór inschakelen (gewone methode)".
Installatie van de leidingen Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd. Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest. Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd. Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
Installatie van de leidingen Klep Stand van de klep Klep A Open Klep B Open Klep C Open Klep D Open Afsluiter vloeistofleiding Sluiten Afsluiter gasleiding Sluiten Afsluiter hogedruk-/lagedrukgasleiding Sluiten OPMERKING De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm.
Installatie van de leidingen 18.3.5 Vacuümdrogen OPMERKING De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunits open. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld.
Pagina 107
Installatie van de leidingen a Vloeistofleiding b Gasleiding c Hogedruk-/lagedrukgasleiding d Afwerkingstape e Transmissiebedrading (F1/F2) f Isolatie 2 Installeer het servicedeksel. In de buitenunit Isoleer de koelmiddelleidingen als volgt: a Afdichting b Isolatie c Plastic tape rond bochten d Plastic tape tegen scherpe randen 3 Isoleer de vloeistof-, gas en hogedruk-/lagedrukleiding.
Koelmiddel vullen 19 Koelmiddel vullen In dit hoofdstuk 19.1 Voorzorgsmaatregelen bij het vullen van koelmiddel ......................108 19.2 Over koelmiddel bijvullen............................... 109 19.3 Over het koelmiddel ................................110 19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel moet worden bijgevuld ......................110 19.5 Koelmiddel vullen: Stroomschema............................113 19.6 Koelmiddel vullen ...................................
Koelmiddel vullen OPMERKING Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay van de A1P-printplaat van de buitenunit normaal is voordat u de vulprocedure begint (zie "21.1.4 Stand 1 of 2 activeren" [ 133]). Als een storingscode wordt weergegeven, zie "25.3 Problemen op basis van foutcodes oplossen" [ 164].
Koelmiddel vullen 19.3 Over het koelmiddel VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 14] voor alle gerelateerde veiligheidsinstructies. Dit product bevat gefluoreerde broeikasgassen. Laat de gassen NIET vrij in de atmosfeer. Koelmiddeltype: R32 Waarde globaal opwarmingspotentieel (GWP): 675 Afhankelijk van de geldende wetgeving kunnen periodieke inspecties voor koelmiddellekken vereist zijn.
Pagina 111
Koelmiddel vullen OPMERKING De totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem MOET altijd kleiner zijn dan 15,96 [kg]× het aantal stroomafwaarts van BS-units aangesloten binnenunits, met een maximum van 63,8 kg. Formule: R=[(X ×Ø19,1)×0,23+(X ×Ø15,9)×0,16+(X ×Ø12,7)×0,10+(X ×Ø9,5)×0,053+(X ×Ø6,4 )×0,020]×1,04+(A+B+C) R Extra bij te vullen hoeveelheid koelmiddel [kg] (afgerond op één cijfer na de komma) Totale lengte [m] van vloeistofleiding maat Øa 1...5...
Pagina 112
Koelmiddel vullen Leiding in inch Leiding in mm Leiding Gewichtsfactor Leiding Gewichtsfactor Ø19,1 mm 0,23 Ø19 mm 0,22 Vereisten inzake de aansluitverhouding. Bij de selectie van binnenunits moet de aansluitverhouding (CR) voldoen aan de volgende vereisten. Zie de technische data voor meer informatie. Andere combinaties dan die in de tabel zijn verboden.
Koelmiddel vullen 19.5 Koelmiddel vullen: Stroomschema "19.6 Koelmiddel vullen" [ 113] voor meer informatie. Stap 1 p< p> Bereken hoeveelheid extra koelmiddel: R (kg) Stap 2+3 • Sluit klep A • Open klep B naar de vloeistofleiding • Vul hoeveelheid vooraf: Q (kg) Q<R Q>R Stap 4a...
Koelmiddel vullen Koelmiddel vooraf vullen 1 Bereken de extra hoeveelheid bij te vullen koelmiddel met de in "19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel moet worden bijgevuld" [ 110] beschreven formule. Opmerking: De eerste 10 kg extra koelmiddel kan vooraf worden gevuld met de buitenunit uitgeschakeld. Opmerking: Vooraf vullen kan zonder werking van de compressor.
Pagina 115
Koelmiddel vullen p < p > a Weegschaal b Fles R32-koelmiddel (hevelsysteem) c Vacuümpomp d Koelmiddelvulpoort A Klep A INFORMATIE Bij een systeem met meerdere buitenunits moeten niet alle vulpoorten op een koelmiddelfles worden aangesloten. Het koelmiddel wordt gevuld tegen ±1 kg per minuut. Om bij een systeem met meerdere buitenunits sneller te gaan, kunt op elke buitenunit een koelmiddelfles aansluiten.
Koelmiddel vullen OPMERKING Vergeet na het bijvullen van koelmiddel niet om het deksel van de koelmiddelvulpoort te sluiten. Het aanhaalmoment voor het deksel is 11,5 tot 13,9 N•m. 19.7 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel Sluit in het geval van een storing onmiddellijk klep A. Controleer de storingscode en neem de overeenkomstige maatregelen, "25.3 Problemen op basis van foutcodes oplossen" [...
Koelmiddel vullen 2 Breng het label aan op de binnenkant van de buitenunit bij de gas- en vloeistofafsluiters. 19.10 Controleren op koelmiddellekken na het vullen Alle lokaal gemaakte verbindingen van koelmiddelleidingen moeten op hun dichtheid worden getest. Er mag geen lek worden gedetecteeerd met een testmethode met een gevoeligheid van 5 ...
Elektrische installatie 20 Elektrische installatie VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 14] om te controleren of deze installatie aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. In dit hoofdstuk 20.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................ 118 20.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van de elektrische bedrading ............. 118 20.1.2 Over elektrische bedrading............................
Pagina 119
Elektrische installatie INFORMATIE Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten vermeld in de "2 Algemene veiligheidsmaatregelen" [ 8]. WAARSCHUWING ▪ Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, kan het systeem defect geraken. ▪ Sluit de aarding correct aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon.
Elektrische installatie OPMERKING ▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product. ▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
Elektrische installatie a Buitenunit b Binnenunit + BS-unit c Hoofdleiding d Aftakkingsleiding 1 e Aftakkingsleiding 2 f Aftakkingsleiding 3 g Een aftakking mag niet verder worden afgetakt h Centrale gebruikersinterface (enz.) A Transmissiebedrading buiten/binnen B Transmissiebedrading master/slave OPMERKING Geïsoleerde en afgeschermde kabels zijn vereist voor de transmissiebedrading tussen de buitenunit en de BS-unit.
Elektrische installatie OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen: ▪ Let op dat u de behuizing en de leidingen eronder niet beschadigt. ▪ Na het uitslaan van de uitbreekopeningen, verwijdert u best de bramen en brengt u reparatieverf aan op de randen en de delen rond de randen om roestvorming te voorkomen.
Elektrische installatie Enkele buitenunit Model [Ω] Minimum S -waarde [kVA] REYA10 — 3810 REYA12 — 4157 REYA14 — 4676 REYA16 — 5369 REYA18 — 6062 REYA20 — 7274 Meerdere buitenunits Model [Ω] Minimum S -waarde [kVA] REYA10 — 5196 REYA13 —...
Pagina 124
Elektrische installatie Enkele buitenunit Model Minimum circuitampère Aanbevolen zekeringen REYA16 31,0 A 40 A REYA18 35,0 A 40 A REYA20 42,0 A 50 A Meerdere buitenunits Model Minimum circuitampère Aanbevolen zekeringen REYA10 30,0 A 40 A REYA13 31,1 A 40 A REYA16 32,2 A 40 A REYA18 38,1 A 50 A REYA20 40,1 A 50 A REYA22 46,0 A 63 A...
Elektrische installatie 20.2 Transmissiebedrading routeren en bevestigen OPMERKING Geïsoleerde en afgeschermde kabels zijn vereist voor de transmissiebedrading tussen de buitenunit en de BS-unit. De transmissiebedrading kan alleen door de voorkant worden geleid. Maak de bedrading vast aan het bovenste montagegat. 5~12 HP 14~20 HP a Transmissiebedrading (mogelijkheid 1)
Elektrische installatie a Bedrading tussen units (binnen- en buitenunits) (F1/F2 links) b Interne transmissiebedrading (Q1/Q2) c Plastic beugel d Kabelbinder (lokaal te voorzien) e P-klem voor aarding kabelafscherming Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp van het lokaal te voorziene klemmateriaal.
Elektrische installatie 20.4 Transmissiebedrading voltooien Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie, samen met de lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals hierna afgebeeld. a Vloeistofleiding b Gasleiding c Hogedruk-/lagedrukgasleiding d Afwerkingstape e Transmissiebedrading (F1/F2) f Isolatie 20.5 Elektrische voeding routeren en bevestigen OPMERKING Houd de aardingskabels op minstens 25 ...
Elektrische installatie 20.6 Voeding aansluiten OPMERKING Sluit de voeding nooit aan op de klemmenstrook van de transmissiebedrading. Anders kan het hele systeem onklaar raken. VOORZICHTIG ▪ Bij het aansluiten van de voeding: sluit eerst de aardingskabel aan vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. ▪...
Elektrische installatie L1 L2 L3 N 20.7 Externe outputs aansluiten SVS- en SVEO-output De SVS- en SVEO-outputs zijn contacten op klem X2M. De SVS-output is een contact op de klem X2M dat sluit wanneer een lek, een storing of het loskomen van de R32-sensor (in de BS-unit of binnenunit) wordt gedetecteerd.
Elektrische installatie 5~12 HP 14~20 HP a Outputkabel (SVEO of SVS) (lokaal te voorzien) b Kabelbinder (accessoire) Alternatieve routering INFORMATIE Geluidsdata over het koelmiddellekalarm zijn beschikbaar in de technische datasheet van de gebruikersinterface. BRC1H52*-afstandsbedieningen kunnen bijvoorbeeld een alarm van 65 dB produceren (geluidsdruk, gemeten op 1 meter van het alarm). 20.8 De isolatieweerstand van de compressor controleren OPMERKING Als er zich na de installatie koelmiddel in de compressor ophoopt, kan de...
Configuratie 21 Configuratie GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE INFORMATIE Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd. In dit hoofdstuk 21.1 Lokale instellingen uitvoeren ..............................131 21.1.1 Over lokale instellingen............................131 21.1.2 Componenten voor lokale instellingen........................
Configuratie Stand 1 en 2 Stand Beschrijving Stand 1 Stand 1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de (monitoringinstellingen inhoud van sommige lokale instellingen controleren. Stand 2 Stand 2 wordt gebruikt voor het wijzigen van de lokale instellingen van het systeem.
Configuratie 2× a Voorplaat b Hoofdprintplaat met drie 7-segmentendisplays en drie drukknoppen c Servicedeksel elektronische componentenkast Bedien de schakelaars en drukknoppen met een geïsoleerd stokje (zoals bijvoorbeeld een balpen) om te voorkomen dat u onderdelen onder stroom zou aanraken. Breng het inspectiedeksel weer aan op het deksel van de elektronische componentenkast en sluit het inspectiedeksel van het voorpaneel wanneer u klaar bent.
Configuratie Knippert In het geval van een storing wordt de storingscode weergegeven op de gebruikersinterface van de binnenunit en het 7-segmentendisplay van de buitenunit. aangegeven storing Controleer eerst communicatiebedrading. Toegang BS1 wordt gebruikt om te schakelen tussen de standaardsituatie, stand 1 en stand 2.
Configuratie 1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van de standaardsituatie is (normale werking). 2 Druk één keer op BS1. Resultaat: Stand 1 wordt geactiveerd: 3 Druk 10 keer op BS2. Resultaat: Stand 1 instelling 10 wordt opgeroepen: 4 Druk één keer op BS3; de weergegeven waarde (afhankelijk van de lokale situatie), is het aantal op het systeem aangesloten binnenunits.
Configuratie 2 Druk meer dan vijf seconden op BS1. Resultaat: Stand 2 wordt geactiveerd: 3 Druk 18 keer op BS2. Resultaat: Stand 2 instelling 18 wordt opgeroepen: 4 Druk één keer op BS3. Het display geeft de status van de instelling weer (afhankelijk van de werkelijke lokale situatie).
Pagina 137
Configuratie De werking met stroomverbruikbegrenzing verlaagt het stroomverbruik van de unit in vergelijking met de nominale bedrijfsomstandigheden. [1‑2] Beschrijving Unit werkt momenteel niet met stroomverbruikbegrenzing. Unit werkt momenteel met stroomverbruikbegrenzing. De werking met stroomverbruikbegrenzing kan worden ingesteld in stand 2. De werking met stroomverbruikbegrenzing van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld.
Configuratie [1‑29] [1‑30] [1‑31] Geeft het resultaat van de lekdetectiefunctie weer. Resultaat Beschrijving Geen gegevens Storing lekdetectie door abnormale werking Geen lek gedetecteerd Lek gedetecteerd "21.3 Gebruik van de lekdetectiefunctie" [ 151] voor informatie over het gebruik van de lekdetectiefunctie. [1‑34] Geeft het aantal resterende dagen voor de volgende automatische lekdetectie aan (indien de automatische lekdetectiefunctie is ingeschakeld).
Pagina 139
Configuratie [2‑9] -streefwaarde [°C] 0 (standaard) Automatisch "21.2 Energie besparen en optimale werking" [ 145] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen. [2‑12] Geluidsarme werking en/of stroomverbruikbegrenzing inschakelen via externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Pagina 140
Configuratie [2‑14] Hoeveelheid extra koelmiddel [kg] Instelling kan niet worden gebruikt. Totale hoeveelheid koelmiddel moet <63,8 kg zijn. ▪ "19.2 Over koelmiddel bijvullen" [ 109] voor meer informatie over de vulprocedure. ▪ "19.4 Bepalen hoeveel koelmiddel moet worden bijgevuld" [ 110] voor meer informatie over de berekening van de hoeveelheid extra koelmiddel.
Pagina 141
Configuratie [2‑21] Beschrijving 0 (standaard) Gedeactiveerd. Geactiveerd. Druk op BS3 om de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/vacumeren staan zolang u niet op BS3 drukt. [2‑22] Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts. Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie.
Pagina 142
Configuratie [2‑27] Eindtijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22]. [2‑27] Eindtijdstip automatische geluidsarme werking (ongeveer) 6u00 7u00 3 (standaard) 8u00 [2‑30] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 1) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap 1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Pagina 143
Configuratie [2‑32] Referentie begrenzing Volgens instelling [2‑30]. Volgens instelling [2‑31]. [2‑35] Instelling hoogteverschil. [2‑35] Beschrijving Wanneer de buitenunit lager dan de binnenunits is geïnstalleerd en het hoogteverschil tussen de hoogste binnenunit en de buitenunit meer dan 40 m bedraagt, moet de instelling [2‑35] worden ingesteld op 0. 1 (standaard) —...
Pagina 144
Configuratie [2‑58] Beschrijving Reset timer 1 jaar 2 jaar 3 (standaard) 5 jaar 10 jaar [2‑60] Instelling supervisor-afstandsbediening. De stroom moet worden gereset om deze instelling op te slaan. "16.2 Vereisten systeemlay-out" [ 62] voor meer details over de supervisor- afstandsbediening of raadpleeg de montagehandleiding en de uitgebreide handleiding voor de gebruiker van de afstandsbediening.
Configuratie Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]. [2‑82] Instelling verwarmcomfort 1 (standaard) Gematigd Snel Krachtig "21.2 Energie besparen en optimale werking" [ 145] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen. [2‑88] Activering automatische lekdetectie. Activeer deze instelling wanneer u de automatische lekdetectiefunctie wilt gebruiken.
Pagina 146
Configuratie Om dit te activeren in… Verander… Koelen [2‑8]=2 Verwarmen [2‑9]=6 Automatisch De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur). Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv.
Configuratie [2‑9] -streefwaarde (°C) 21.2.2 Mogelijke comfortinstellingen Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk veranderen gevraagde omstandigheden sneller te bereiken.
Pagina 148
Configuratie Gematigd Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur heel snel te bereiken. Overshoot is niet toegestaan vanaf het opstarten. Het opstarten gebeurt onder de voorwaarden bepaald door de werkingsstand hierboven.
Configuratie 21.2.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen 100% 6°C 3°C 35°C A Reële belastingscurve B Virtuele belastingscurve (initiële capaciteit automatische stand) C Virtuele streefwaarde (waarde initiële verdampingstemperatuur automatische stand) D Vereiste waarde verdampingstemperatuur E Belastingsfactor V Buitenluchttemperatuur Verdampingstemperatuur Snel Krachtig Gematigd Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit...
Configuratie 21.2.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen 100% 49°C 46°C 2°C A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit automatische stand) B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële condensatietemperatuur automatische stand) D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor V Buitenluchttemperatuur Condensatietemperatuur Snel Krachtig Gematigd Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur...
Configuratie 21.3 Gebruik van de lekdetectiefunctie 21.3.1 Over de automatische lekdetectiefunctie De (automatische) lekdetectiefunctie is niet standaard geactiveerd; zij kan alleen werken nadat de extra hoeveelheid koelmiddel in het systeem is ingevoerd (zie [2‑14]). De lekdetectiefunctie kan worden geautomatiseerd. Stel de intervaltijd of de tijd tot de volgende automatische lekdetectie in met behulp van parameter [2‑88].
Configuratie Code Beschrijving Buitenunit is buiten temperatuurbereik 4~43°C voor lekdetectie. Te lage druk gemeten tijdens lekdetectie. Herbegin de lekdetectie. Geeft aan dat een binnenunit die niet compatibel is met lekdetectiefunctie is geïnstalleerd. Het resultaat van de lekdetectie wordt weergegeven in [1‑29]. Stappen tijdens lekdetectie: Scherm Stappen...
OPMERKING Algemene checklist inbedrijfstelling. Naast de instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist). De algemene checklist voor de inbedrijfstelling vormt een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapporteringssjabloon tijdens inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de gebruiker.
Inbedrijfstelling VOORZICHTIG Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de binnenunits wordt gewerkt. Bij het proefdraaien zullen NIET ALLEEN de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk. VOORZICHTIG Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET.
Inbedrijfstelling Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit Controleer met behulp van een megger van 500 V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding. Gebruik de megger NOOIT voor de transmissiebedrading. Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het hoofdstuk...
Inbedrijfstelling 22.5 Over proefdraaien OPMERKING Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een binnenunit niet afzonderlijk laten proefdraaien. De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem.
Inbedrijfstelling Stap Beschrijving Koelen stabiel Communicatiecontrole Controle afsluiter Controle leidinglengte Controle hoeveelheid koelmiddel Afpompen Unit stop INFORMATIE Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later. 5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-segmentendisplay van de buitenunit.
Pagina 158
Inbedrijfstelling 3 Om de controle van de aansluiting van de BS-unit/binnenunits te beginnen, voer lokale instelling [2-20]=2 (zie "21.1.8 Stand lokale instellingen" [ 138]). De unit begint de controle. Resultaat: De controle wordt automatisch uitgevoerd, op het display van de buitenunit wordt " "...
Inbedrijfstelling 22.9 Gebruik van de unit Na de installatie en het proefdraaien van de buitenunit en binnenunits is het systeem klaar voor gebruik. De gebruikersinterface van de binnenunit moet ingeschakeld zijn om de binnenunit te bedienen. Zie de gebruiksaanwijzing van de binnenunit voor meer informatie. REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning...
Overhandiging aan de gebruiker 23 Overhandiging aan de gebruiker Als het proefdraaien voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt: ▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen.
Onderhoud en service 24 Onderhoud en service OPMERKING Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus. Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen. OPMERKING De geldende wetgeving inzake gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit zowel in gewicht als CO -equivalent wordt uitgedrukt.
Onderhoud en service 2 Meet de spanning tussen de klemmen op de klemmenstrook voor de voeding met een tester en controleer of de voeding is uitgeschakeld. Meet verder de punten op de afbeelding met een tester en controleer of de spanning van de condensator in het hoofdcircuit minder dan 50 V DC bedraagt.
Onderhoud en service 24.3.1 Gebruik van de vacuümstand 1 Stel [2‑21]=1 bij de stilstaande unit. Resultaat: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de binnenunits en de buitenunit volledig geopend. Op het 7-segmentendisplay wordt dan aangegeven en op de gebruikersinterface van alle binnenunits TEST (proefdraaien) en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
Opsporen en verhelpen van storingen 25 Opsporen en verhelpen van storingen VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 14] om te controleren of het opsporen en verhelpen van storingen voldoet aan alle veiligheidsvoorschriften. In dit hoofdstuk 25.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen......................... 164 25.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen .................
Opsporen en verhelpen van storingen Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost. De op de buitenunit aangegeven storingscode bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde informatie over de storingscode. De storingscode wordt intermitterend aangegeven.
Pagina 166
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Storing R32-sensor in een van de Controleer aansluiting op binnenunits printplaat of actuator. Het systeem blijft verderwerken, maar de bewuste binnenunit stopt met werken. Raadpleeg de servicehandleiding voor meer informatie.
Pagina 167
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Lagedrukstoring: ▪ Open afsluiters. ▪ Afsluiter is gesloten ▪ Controleer hoeveelheid koelmiddel+unit bijvullen. ▪ Te weinig koelmiddel ▪ Controleer het display van de ▪ Storing binnenunit gebruikersinterface transmissiebedrading tussen buitenunit en binnenunit.
Pagina 168
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Storing sensor perstemperatuur Controleer aansluiting op (R21T): open keten – printplaat of actuator. hoofdprintplaat (X33A) Storing sensor perstemperatuur Controleer aansluiting op (R21T): kortsluiting – printplaat of actuator. hoofdprintplaat (X33A) Storing temperatuursensor Controleer aansluiting op compressorhuis (R15T): open...
Pagina 169
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Temperatuursensor - Controleer aansluiting op onderkoeling warmtewisselaar – printplaat of actuator. gas (R6T) – hoofdprintplaat (X30A) Temperatuursensor reservoir gas Controleer aansluiting op (R13T) – hoofdprintplaat (X46A) printplaat of actuator. Storing hogedruksensor (S1NPH): Controleer aansluiting op open keten –...
Pagina 170
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Storingscode: systeem nog niet Laat systeem proefdraaien. proefgedraaid (systeemwerking niet mogelijk) Storing opgetreden tijdens Laat het systeem opnieuw proefdraaien proefdraaien. Proefdraaien afgebroken Laat het systeem opnieuw proefdraaien. Proefdraaien afgebroken door Controleer de communicatieproblemen communicatiebedrading en laat...
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdc Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Master Slave 1 Verkeerde combinatie tussen Vergissing gedetecteerd tijdens bedradingspad en leidingpad bij controle aansluiting van de BS-unit proefdraaien en binnenunit (zie "22.8 Controle aansluiting van de BS-unit/ binnenunit" [ 157]). Controleer de bedrading tussen binnenunits en BS-units.
Pagina 172
Opsporen en verhelpen van storingen a Buitenunit met warmteterugwinning b Aftakkeuze-unit (BS) c Koelmiddelleiding d VRV binnenunit met directe expansie (DX) e Afstandsbediening in normale stand f Afstandsbediening in stand alleen alarm g Afstandsbediening in supervisor-stand (verplicht in sommige situaties) h iTM (optie) Opmerking: Bij het opstarten van het systeem verschijnt de stand van de afstandsbediening op het scherm.
Opsporen en verhelpen van storingen a Buitenunit met warmteterugwinning b Aftakkeuze-unit (BS) c Koelmiddelleiding d VRV binnenunit met directe expansie (DX) e Afstandsbediening in normale stand f Afstandsbediening in stand alleen alarm g Afstandsbediening in supervisor-stand (verplicht in sommige situaties) h iTM (optie) i Koelmiddellek j Foutcode buitenunit op het 7-segmentendisplay...
Als afval verwijderen 26 Als afval verwijderen OPMERKING Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk). ▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist). In dit hoofdstuk 27.1 Ruimte voor service: Buitenunit............................. 175 27.2...
Pagina 176
Technische gegevens Lay-out A+B+C+D Mogelijkheid 1 Mogelijkheid 2 a≥10 mm a≥50 mm — b≥300 mm b≥100 mm c≥10 mm c≥50 mm d≥500 mm d≥500 mm e≥20 mm e≥100 mm f≥600 mm f≥500 mm a≥10 mm a≥50 mm b≥300 mm b≥100 mm c≥10 mm c≥50 mm d≥500 mm d≥500 mm e≥20 mm e≥100 mm a≥10 mm a≥50 mm — b≥500 mm b≥500 mm c≥10 mm c≥50 mm d≥500 mm d≥500 mm e≥20 mm e≥100 mm...
Technische gegevens 27.2 Schema van de leidingen: Buitenunit Leidingschema: 5~12 HP R16T R11T R13T S1NPH S1PH R21T R15T S1NPL Y11S R12T R10T Y10S 3D138283 a Afsluiter (vloeistof) b Servicepoort c Afsluiter (hoge druk/lage druk) d Afsluiter (gas) e Vulpoort REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 –...
Pagina 178
Technische gegevens Leidingschema: 14~20 HP R11T R13T S1NPH S1PH R21T R15T S1NPL Y11S R12T R10T 3D138283 Y10S a Afsluiter (vloeistof) b Servicepoort c Afsluiter (hoge druk/lage druk) d Afsluiter (gas) e Vulpoort REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 –...
Pagina 179
Technische gegevens Vulpoort / Servicepoort Afsluiter Filter Terugslagklep Drukveiligheidsklep Thermistor Elektromagnetische klep Koelplaat (printplaat) Capillaire buis Expansieklep 4-wegsklep Propellerventilator Hogedrukschakelaar *PL: lagedruksensor *PH: hogedruksensor Olieafscheider Accumulator Warmtewisselaar Compressor PHE: plaatwarmtewisselaar DT: warmtewisselaar met dubbele buis Verdeler Vloeistofreservoir Demper REMA5+REYA8~20A7Y1B Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker VRV 5 warmteterugwinning 4P687640-1 –...
Technische gegevens 27.3 Bedradingsschema: Buitenunit Raadpleeg de sticker met het bedradingsschema op de unit. De gebruikte afkortingen hebben de volgende betekenis: INFORMATIE Het bedradingsschema op de buitenunit geldt alleen voor de buitenunit. Voor de binnenunit of optionele elektrische componenten, zie het bedradingsschema van de binnenunit.
Bij het product geleverde labels, handleidingen, informatiebladen en apparatuur die moet worden geïnstalleerd volgens de instructies in de meegeleverde documentatie. Optionele apparatuur Door Daikin geproduceerde of goedgekeurde apparaatuur die kan worden gecombineerd met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie. Lokaal te voorzien NIET door Daikin geproduceerde apparatuur die kan worden gecombineerd met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie.
Pagina 184
4P687640-1 2022.07 Verantwortung für Energie und Umwelt...