1.5.
Vereisten voor ter plaatse installatie voor de binnenunit
Lees ook de volgende vereisten:
Algemene vereisten voor ter plaatse installatie. Zie hoofdstuk "Algemene veiligheidsvoorzorgsmaatregelen".
▪
Vereisten voor serviceruimte.
▪
▪ Vereisten voor koelmiddelleidingen (lengte, hoogteverschil).
De plaatselijk geldende bouwvoorschriften en veiligheidsnormen moeten worden nageleefd; neem in geval van
ontbrekende plaatselijke voorschriften en normen naar EN 378 3/SO 5149-3 als richtlijn.
•
Zorg voor voldoende ruimte rondom het apparaat voor onderhoud en luchtcirculatie.
•
Zorg ervoor dat de plaats van installatie bestand is tegen het gewicht en de trillingen van het apparaat.
•
Zorg ervoor dat de eenheid waterpas staat.
•
Kies de locatie van de eenheid zodanig dat het geluid dat de eenheid genereert niemand stoort en de locatie is geselecteerd volgens de
geldende wetgeving.
•
Zorg ervoor dat in het geval van waterlekkage water geen schade kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
•
Vermijd tijdens de installatie de mogelijkheid dat iemand op de eenheid kan klimmen of voorwerpen op de eenheid kan plaatsen.
•
Er is rekening gehouden met alle leidinglengtes en -afstanden (zie "4.1 Over de leidinglengte").
De eenheid NIET op de volgende plaatsen installeren:
In potentieel explosieve atmosferen.
-
Op plaatsen waar machines zijn elektromagnetische golven genereert die elektromagnetische golven uitzendt. Elektromagnetische
-
golven kunnen het besturingssysteem verstoren en storing aan de apparatuur veroorzaken.
Op plaatsen waar een brandgevaar is vanwege het lekken van ontvlambare gassen (voorbeeld: verdunner of benzine),
-
koolstofvezel, ontvlambaar stof.
Op plaatsen waar bijtend gas wordt geproduceerd (voorbeeld: zwavelig zuur gas). Corrosie van koperen leidingen of gesoldeerde
-
onderdelen kan lekken van het koelmiddel veroorzaken.
Op plaatsen waar een minerale olienevel of damp in de atmosfeer aanwezig kan zijn. Kunststof onderdelen kunnen verslechteren
-
en eraf vallen of waterlekkage veroorzaken.
Apparaat NIET toegankelijk voor het publiek: installeer deze in een beveiligde ruimte, beschermd tegen gemakkelijke
toegang. Deze eenheid is geschikt voor installatie in een commerciële en licht industriële omgeving
1.5.1.
Vereisten voor de installatieruimte
De binnenunit moet voldoen aan de vereisten voor toxiciteit (EN 378) en ontvlambaarheid (IEC 60335-2-40) voor de installatie
De EWYT~CZ(I/O) eenheden zijn gemarkeerd als "Verbeterde dichtheid koelsystemen". Dit in overeenstemming met de IEC 60335-2-40 bijlage
GG.2 sectie.
Om als een "Koelsysteem met verbeterde dichtheid", te worden beschouwd, moet de unit aan alle volgende voorwaarden voldoen:
a)
Er mogen geen componenten met compressor of drukvat (BPHE > 15 l) type koudemiddel bevattende onderdelen binnen worden
geplaatst.
b)
Verdeelinstallaties van koudemiddel moeten voldoen aan alle toepasselijke eisen van deze norm.
c)
Koelsystemen mogen binnen alleen permanente verbindingen gebruiken, behalve op locatie gemaakte verbindingen die de binnenunit
rechtstreeks verbinden met de koelmiddelleidingen.
d)
Koelmiddelhoudende onderdelen in binnenunits moeten worden beschermd tegen beschadiging in het geval van een catastrofale
storing van bewegende onderdelen, bijv. ventilatoren.
e)
Systemen waarbij de leidingen van de apparatuur in de bezette ruimte in kwestie zodanig zijn geïnstalleerd dat het beschermd is tegen
onopzettelijke schade.
f)
Het koelsysteem van elke binnenunit moet in de fabriek op dichtheid worden getest met detectieapparatuur met een capaciteit van 3
gram koudemiddel per jaar of beter onder een druk van ten minste 0,25 maal de maximaal toelaatbare druk. Er mag geen lek worden
gedetecteerd.
g)
Trillingen van meer dan 0,30 G rms, gemeten met een laagdoorlaatfilter bij 200 Hz, zijn bij normaal bedrijf niet toegestaan in de
koelmiddelhoudende onderdelen in de bezette ruimte.
h)
Binnen warmtewisselaars moeten worden beschermd tegen bevriezing.
i)
De maximale bedrijfssnelheid van de ventilator moet minder zijn dan 90% van de maximaal toegestane ventilatorsnelheid zoals
gespecificeerd door de fabrikant van het ventilatorwiel.
Alle bovengenoemde voorwaarden zijn getest en geverifieerd.
De binnenunit is voorzien met een lekdetectiesysteem en een geïntegreerde noodventilator.
D-EIMHP01505-22_00NL 8/59