5.
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
5.1.
Algemene specificaties
Verwijs naar het specifieke schakelschema van het door u aangekochte systeem. Als het schakelschema niet op het systeem staat aangegeven of
verloren raakt, neem dan contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant voor het aanvragen van een kopie.
Neem in geval van verschillen tussen het schakelschema en het schakelbord/de kabels contact op met de vertegenwoordiger van d e fabrikant.
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel uit elkaar worden gehouden. Transmissiebedrading en
▪
voedingsbedrading mogen elkaar kruisen, maar mogen niet parallel lopen.
Transmissiebedrading en voedingsbedrading mogen de interne leidingen niet raken om schade aan de bedrading als
▪
gevolg van leidingen met hoge temperaturen te voorkomen.
Sluit het deksel stevig en xxx de elektrische bedrading om te voorkomen dat het deksel of andere delen gaan los zitten.
▪
▪ Zorg ervoor om onderstaande limieten te volgen. Als de unit-naar-unit kabels voorbij deze limieten komen, kan dit leiden tot storing in de transmissie:
▪ Maximum lengte van de bedrading: 30 m.
▪ Totale lengte van de bedrading: 30 m.
Gebruik voor de bedrading hierboven, altijd vinyl snoeren met 0,75 tot 1,25 mm2 schild of kabels (2-aders). (3-aderige kabels zijn toegestaan voor
alleen de gebruikersinterface voor het omschakelen van koeler/verwarmer.)
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren bij de beoogde omgevingstemperatuur. Voor zeer hete/koude omgevingen (zie 4.13,
"Bedrijfslimieten"), aanvullende maatregelen worden aanbevolen (neem contact op met de vertegenwoordiger van de fabrikant).
De elektrische apparatuur is in staat om correct te functioneren wanneer de relatieve vochtigheid niet hoger is dan 50% bij een maximale temperatuur
van +40 °C. Een hogere relatieve vochtigheid is toegestaan bij lagere temperaturen (bijv. 90% bij 20 °C).
5.2.
Elektrische aansluitingen
Zorg voor een elektriciteitsnet waarop het systeem kan worden aangesloten. De aansluiting moet gebeuren met koperen kabels met een doorsnede
die geschikt is voor de absorptiewaarden en volgens de huidige elektrische normen.
Daikin Applied Europe S.p.A. weigert alle aansprakelijkheid voor een onjuist uitgevoerde elektrische aansluiting.
De aansluitingen op de aansluitklemmen moeten gebeuren met koperen aansluitklemmen en kabels: anders kan er op de
aansluitpunten oververhitting of corrosie optreden en dus risico op beschadiging van het systeem. De elektrische
aansluiting moet, volgens de van kracht zijnde regelgeving, worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Er bestaat
gevaar op elektrische schokken.
De stroomvoorziening voor het systeem moet zo worden opgezet dat, door middel van een hoofdschakelaar, in- en uitschakelen mogelijk is op een
onafhankelijk manier van de stroomvoorziening van andere systeemonderdelen en andere apparatuur in het algemeen.
Bij de elektrische aansluiting van het paneel moet de correcte fasevolgorde in acht worden genomen. Verwijs naar het specifieke schakelschema
van het door u aangekochte systeem. Neem in geval van verschillen tussen het schakelschema en het schakelbord/de kabels conta ct op met de
vertegenwoordiger van de fabrikant.
Pas op de aansluitklemmen van de hoofdschakelaar geen torsie, spanning of gewicht toe. De kabels van de
stroomvoorziening moeten door geschikte systemen ondersteund worden.
Om interferenties te vermijden, moeten alle stuurdraden gescheiden van de elektrische kabels worden aangesloten. Hiervoor moeten verschillende
elektrische kabelgoten gebruikt worden.
De beveiligingsvoorzieningen van de stroomvoorziening moeten ontworpen worden op basis van de hierboven vermelde waarden. Op elke fase moet
een zekering aanwezig zijn en, indien voorgeschreven door de nationale wetgeving van het land van installatie, een aardlekdetector.
Controleer, voorafgaand aan het uitvoeren van werkzaamheden voor elektrische aansluiting van de motor en/of de
ventilatoren van de compressor, of het systeem is uitgeschakeld en de hoofdschakelaar van het systeem op uit staat.
Niet-naleving van dit voorschrift kan resulteren in ernstig persoonlijk letsel.
5.3.
Eisen voor kabels
De op de stroomonderbreker aangesloten kabels moeten voldoen aan de isolatieafstand in de lucht en de oppervlakte-isolatieafstand tussen de
actieve geleiders en de massa, in overeenstemming met IEC 614391 tabel 1 en 2, en de plaatselijke nationale wetgeving. De kabels aangesloten op
de hoofdschakelaar moeten naar de voorgeschreven aanhaalmomenten worden aangescherpt met een sleutel, op basis van de kwaliteit van de
gebruikte schroeven, sluitringen en moeren.
Sluit de aardleiding (geel/groen) aan op de PE-aardingsklem.
De equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) moet een doorsnede hebben volgens tabel 1 van EN 602041 punt 5.2, hieronder aangegeven.
In elk geval moet de equipotentiale beschermingsgeleider (aardgeleider) een doorsnede van ten minste 10mm
punt 8.2.8 van dezelfde norm.
2
hebben, in overeenstemming met
D-EIMHP01505-22_00NL 29/59