GEBRUIK EN VOORZORGSMAATREGELEN
12.GEBRUIK EN VOORZORGSMAATREGELEN TIJDENS DE
WERKZAAMHEDEN
12.1.CONTROLES VOORAFGAAND AAN DE START VAN DE MOTOR
Controleer de algemene status van de motor
1 Controleer rond en onder de motor op sporen van olie‐ of brandstoflekkage.
2 Verwijder eventueel vuil, met name rond de uitlaat en het startkoord.
3 Controleer op schade.
4 Controleer of alle afschermingen en afdekkingen op hun plaats zijn en of alle
moeren, bouten en schroeven zijn aangescherpt.
5 Controleer het brandstofpeil: door de start uit te voeren met een volle
brandstoftank worden de onderbrekingen van de werkzaamheden voor het
tanken beperkt.
6 Controleer het motoroliepeil: het starten van een motor met een laag oliepeil
vormt een gevaar op beschadiging.
12.2.CONTROLES MOTOR
12.2.1.Inrijden van de dumper
Tijdens de eerste 50 bedrijfsuren moeten het volgende strikt in acht
worden genomen:
• verwarm de dumper bij een laag toerental en een lage belasting; verwarm hem
niet bij stationair toerental;
• belast de dumper niet meer dan noodzakelijk.
12.2.2.Voorzorgsmaatregelen voor het starten van de motor
Controleer of alle onderdelen van de machine in goede staat van onderhoud
verkeren alvorens haar te starten; zie de aanwijzingen van deze handleiding.
Waarschuw de personen in de omgeving dat u de machine start. Sta niet toe dat
andere personen op de machine klimmen.
74
Compacte Dumper KC300
MUKC300062001