Printer instellen onder Windows
1. Meld u met administratieve privileges aan bij Windows
het menu Start de optie Instellingen en vervolgens Printers.
2. Selecteer Printer toevoegen. (Als u reeds een Brother-printerdriver hebt
geïnstalleerd, dubbelklikt u op de printerdriver die u wilt configureren en
selecteert u Printers/Eigenschappen. Selecteer vervolgens het tabblad
Poorten, klik op Poort toevoegen en ga verder met stap 6 (negeer stap 11-14)
over het installeren van de driver).
3. Klik op Volgende.
4. Selecteer de optie Locale printer en schakel de optie Plug & play printer
automatisch waarnemen uit.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer de optie Nieuwe poort: en activeer de optie Hewlett-Packard-
netwerkpoort.
7. Klik op Volgende.
8. In het grote vak onder Kaartadres wordt een lijst van beschikbare MAC-
adressen (Ethernetadressen) voor de afdruk-/faxserver geopend. Selecteer het
adres van de gewenste afdruk-/faxserver (u vindt het Ethernetadres op de
configuratiepagina van de printer)
U kunt de knooppuntnaam en het MAC-adres vinden door de configuratiepagina van
de printer af te drukken. Raadpleeg de beknopte netwerkinstallatiehandleiding van de
NC-8100h voor informatie over het op uw afdruk-/faxserver afdrukken van de
configuratiepagina.
9. In het kleine vak onder Kaartadres verschijnt het geselecteerde afdruk-
/faxserveradres.
10. Typ een naam voor de poort (let erop dat u niet de naam van een reeds
bestaande poort of van een DOS-apparaat kiest, zoals LPT1), klik op OK en
klik in het scherm Printerpoorten op Volgende.
11. Selecteer de juiste driver en klik op Volgende.
12. Geef een naam aan de printer en specificeer of u wilt kunnen afdrukken
vanuit een DOS-toepassing. Klik op "Volgende".
13. Geef de gedeelde naam op (als u de printer zult delen met andere
gebruikers).
14. Geef de locatie en de beschrijving in en klik op de knop Volgende tot het
laatste scherm van de wizard verschijnt.
15. Klik op Voltooien.
HOOFDSTUK 11 AFDRUKKEN VIA DLC
11-3
®
2000
®
2000. Selecteer in