12. Dubbelklik op de naam van de afdruk-/faxserver. Klik op Assignments en
vervolgens op Add.
13. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu de printer die u
in stap 3 hebt gemaakt, klik op OK en nogmaals op OK.
14. Sluit NWADMIN af.
15. Start uw BRAdmin32-toepassing en selecteer de juiste afdruk-/faxserver in
de lijst (standaard wordt de knooppuntnaam BRN_xxxxxx gebruikt, waar
"xxxxxx" de laatste zes tekens zijn van het Ethernetadres (MAC-adres)).
Dubbelklik op de gewenste Brother afdruk/faxserver. U wordt gevraagd een
wachtwoord in te voeren. Het standaardwachtwoord is "access". Vervolgens
selecteert u het tabblad NetWare.
16. Selecteer de optie Queue Server als de werkwijze.
Het is niet mogelijk om dezelfde, door de NetWare-servernaam toegewezen service te
gebruiken voor zowel de modus Wachtrijserver als de modus Externe printer.
Als u functies van de wachtrijserver wilt gebruiken op services anders dan de
standaard NetWare-services, dan moet u de nieuwe services definiëren die voor
NetWare en voor de gewenste poort geactiveerd zijn. Raadpleeg de Appendix in deze
handleiding voor nadere informatie hierover.
17. Voer de naam in van de NDS-structuur (houd er rekening mee dat een
afdruk-/faxserver zowel NDS- als bindery-wachtrijen kan bedienen).
18. Typ de naam van de context voor de afdruk-/faxserver.
19. Sla uw wijzigingen op en sluit BRAdmin af. U kunt nu gaan afdrukken.
De Brother afdruk-/faxserver configureren
met Novell NWAdmin en BRAdmin (modus
Externe server in NDS-modus)
Om een Brother afdruk-/faxserver met NWADMIN (het hulpprogramma NetWare
Administrator) en BRAdmin te configureren voor de modus Externe printer, volgt u
onderstaande stappen:
1. De PSERVER NLM (NetWare Loadable Module) moet op uw
bestandsserver zijn geladen en u moet op de NetWare 4.1x-bestandsserver in
NDS-modus zijn aangemeld als ADMIN.
2. Dubbelklik op het pictogram om NWADMIN op te starten. Selecteer de
context voor de nieuwe printer.
3. Selecteer op de menubalk de optie Object en vervolgens de optie Create. Het
menu New Object wordt geopend. Selecteer in dit menu de optie Printer en
klik vervolgens op OK.
4. Voer de naam van de printer in en klik op Create.
5. Dubbelklik op de afdruk-/faxservernaam van uw PSERVER NLM. Klik op
Assignments en vervolgens op Add.
6. Indien nodig, verandert u de directory-context. Selecteer nu de printer die u
hebt gemaakt en klik op OK. Noteer het nummer van de printer, u hebt dit
straks weer nodig, en klik op OK.
7. Selecteer de context voor uw standaardafdrukwachtrij en klik op Object en
Create. Het menu New Object wordt geopend.
HOOFDSTUK 9 AFDRUKKEN VIA NOVELL NETWARE
9-8