10.11.3
G
RAFIEK STOOKLIJN
STOOKLIJN
- extra instellingen
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
-40
-30
-20
P5 AG
Minimale instelling stooklijn
De instelling kan nooit lager worden dan de ingestelde aanvoertemperatuur in parameter P5 AG. Deze minimale
temperatuurinstelling is de limiet, zelfs als de berekende waarde van de stooklijn lager is.
P5 AH
Warm-weeruitschakeling
Als de buitentemperatuur hoger is dan de in P5 AH ingestelde waarde, wordt de warmtevraag t.b.v. de ketel ge-
blokkeerd.
P5 AR
Buitensensor 10K of 12K weerstand (1 of 0)
Afhankelijk van het toegepaste type sensor dient deze parameter ingesteld te worden. Wordt een zogenaamde 12k
type NTC sensor (waarde van de sensor is 12 kohm bij 25°C) toegepast dan moet deze parameter op 0 gezet
worden Wordt een zogenaamde 10k type NTC sensor (waarde van de sensor is 10 kohm bij 25°C) toegepast dan
moet deze parameter op 1 gezet worden. Standaard staat deze parameter op 0 ingesteld.
P2 HA
Buitensensor hysterese
Als de buitentemperatuur zakt tot de in P5 AH ingestelde waarde (warm-weeruitschakeling), wordt de ketel nog niet
direct ingeschakeld. Pas als de temperatuur verder is gezakt tot P5 AH verminderd met P2 HA, start de ketel op.
P6 BA
Maximale CV instelling
De instelling kan nooit hoger worden dan de maximumaanvoertemperatuur van deze parameter P6 BA. Deze
maximale temperatuurinstelling is de limiet, zelfs als de berekende waarde van de stooklijn hoger is.
P6 BB
Stooklijn nachtverlaging
De temperatuurverlaging ten opzichte van de door de stooklijn bepaalde temperatuurinstellingen, gedurende het
nachtprogramma.
-
EXTRA INSTELLINGEN
P6 BA - max. aanvoertemp.
P6 BB - stooklijn nachtverschuiving
-10
0
10
20
BUITENTEMPERATUUR
E93.1301NL.E Senator
P5 AH - Warm weer uitschakeling
P2 HA - Buitensensor hysterese
P5 AG - min. aanvoertemp.
30
40
+
CV
°C
°C
°C
°C
°C
61