9
ELEKTRISCHE INSTALLATIE
9.1
Algemeen
Alle elektrische bekabeling is aangesloten op een connector, die in een houder is geplaatst. De connector kan uit
de houder worden genomen zonder dat de bedrading wordt losgemaakt. De elektrische aansluitingen zijn aange-
bracht naast het scherm en zijn toegankelijk via het klepje aan de voorkant na losdraaien van de schroef, aange-
geven op de figuur:
Voer de voedingskabels vanaf de ingang aan de achterkant langs de linker kabelgoot naar de voedingsaansluitin-
gen en pomprelais.
Gebruik voor signaalkabels (laag voltage) de rechtergoot en sluit ze op de juiste connectoren aan.
De ketelpomp P1 mag alleen door de EHS Senator
van een externe pompaansturing, zonder geschreven goedkeuring door EHS, vervalt de volledige garantie
op alle geleverde delen.
•
De ketel heeft minimaal een 230 Volt AC / 1~ / 50 Hz elektrische aansluiting nodig. Afhankelijk van de geselec-
teerde pomp kan dit ook een 400 Volt AC / 3~ / 50 Hz aansluiting zijn.
•
De ketelaansluitingen zijn niet fase/nul-afhankelijk.
•
De bekabeling naar de connectoren verloopt via de achterkant van de ketel met behulp van de kabelwartels,
de kabelgoten moeten gebruikt worden, één voor voedingskabels en één voor signaalkabels.
•
LET OP: Alvorens er aan de elektrische circuits van de ketel wordt gewerkt, dient deze elektrisch te worden
afgeschakeld.
•
Elektrische bekabeling dient te worden aangebracht conform alle van toepassing zijnde eisen/voorschriften.
•
Deze werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een gekwalificeerde service-engineer, die is opgeleid
en bevoegd tot het uitvoeren van werkzaamheden aan elektrische installaties conform alle van toepassing zijn-
de eisen/voorschriften.
36
+
-ketelbesturing worden aangestuurd. Bij toepassing
+
E93.1301NL.E Senator
CV