8
ROOKGASAFVOER- EN LUCHTTOEVOERSYSTEEM
8.1
Algemeen
Het toestel dient door een vakbekwaam installateur volgens alle van toepassing zijnde eisen/voorschriften ge-
plaatst en geïnstalleerd te worden.
De totale weerstand van de luchttoevoer en de rookgasafvoer dient een drukval van 200 Pa niet te overschrij-
den. (Bij toepassing van een CDDV geldt een max. drukval van 250 Pa van het totale systeem de rookgas drukval
mag hierbij niet groter zijn dan 200 Pa i.v.m. drukklasse P1 van het te selecteren rookgasafvoer systeem ) Voor
installatiedoeleinden zie de weerstandstabel in § 8.7.1 op pagina 28.
+
De Senator
CV-toestellen hebben een rookgasafvoerdiameter van 180 mm en een luchttoevoerdiameter van 180
mm.
8.2
Luchttoevoer
Als een luchttoevoerkanaal wordt aangesloten van buiten het gebouw naar het toestel, functioneert het toestel als
een ruimteonafhankelijk toestel (gesloten toestel).
Het toevoerkanaal kan zijn uitgevoerd in:
•
kunststof
•
dunne-plaat aluminium
•
roestvast staal
8.2.1
L
UCHTKWALITEIT
Verbrandingslucht mag geen chloor, ammoniak of alkalische middelen bevatten. De lucht in de directe omgeving
van een zwembad, wasmachine, wasserij (chemische reiniging) of chemische industrie zal bovengenoemde stoffen
bevatten.
Als de lucht uit de ketelruimte wordt betrokken (ruimteafhankelijke uitvoering), moet de toegevoerde lucht schoon
zijn en geen water bevatten. Gebruik altijd een gaas/net, om te voorkomen dat vuil door de ketel kan worden aan-
gezogen.
8.2.2
L
UCHTTOEVOER VIA VOCHTIGE RUIMTES
Als het toevoerkanaal door een warme opstellingsruimte aangelegd wordt (bijvoorbeeld: kassen), dient
overwogen te worden om een dubbelwandig toevoerkanaal of een geïsoleerd kanaal te gebruiken, ter voor-
koming van condensaatvorming aan de buitenzijde van het kanaal. De interne luchttoevoerkanalen van de
ketel kunnen niet worden geïsoleerd. Draag er zorg voor dat er geen condens kan ontstaan op de interne
luchttoevoerkanalen van de ketel.
Het luchttoevoerkanaal dient aan de buitenzijde afgeschermd te worden tegen regeninslag.
8.3
Rookgasafvoer
Het rookgasafvoerkanaal dient uitgevoerd te worden in roestvaststaal met temperatuurklasse T120.
Opmerking.
Omdat de rookgassen een lage temperatuur kunnen hebben moet de ketelafvoer van hoogkwalitatief roestvast
staal zijn. Het materiaal dient geschikt te zijn voor rookgasafvoer onder overdruk en dient een temperatuurklasse
T120 te hebben. Voor meer info m.b.t. rookgasafvoermaterialen, zie § 8.5.
Meervoudige ketels kunnen worden verbonden met een gedeelde afvoer. Deze afvoersystemen voor gekoppelde
ketels moeten altijd worden uitgevoerd als nul- of onderdruksystemen; dit om het risico op recirculatie van rook-
gassen te voorkomen. Informeer bij uw rookgasafvoerleverancier voor gedetailleerde informatie en ontwerp.
Gebruik nooit aluminium(houdend) rookgasafvoermateriaal voor deze ketel.
+
E93.1301NL.E Senator
CV
25