2
Selecteren instellingen printerstuurprogramma en printen
Dit gedeelte van de handleiding beschrijft hoe u de instellingen van het
printerstuurprogramma kunt wijzigen.
1
2-22
Afdrukken op normaal papier, zwaar papier, etiketten en transparanten
BELANGRIJK
•
Als het papier opraakt en u legt papier in de lade, knippert de Paper-indicator. U
kunt het printen hervatten met een druk op de
•
Let er altijd op dat de papiergeleiders juist staan afgesteld op de breedte van het
papier. Als de papiergeleiders te breed of te smal staan afgesteld, zal het papier
niet goed worden ingevoerd en dat geeft papierstoringen.
Selecteer [Afdrukken] in het menu [Bestand] van de
toepassing. Selecteer de naam van deze printer in het veld
[Naam] of [Printernaam] en klik op [Eigenschappen].
Het dialoogvenster [Eigenschappen] voor de printer wordt weergegeven.
(Paper-toets).