4
4-54
Werken met de afdrukfuncties
● Een profiel bewerken
❑
U kunt de instellingen bij [Naam], [Pictogram] en [Opmerking] wijzigen.
❑
Door op [
] en [
profiel wijzigen.
❑
Wanneer u op [Importeren] klikt wordt de profielinformatie geïmporteerd uit het
eerder opgeslagen bestand.
❑
Klik op [Exporteren] als u de gegevens uit het geselecteerde profiel wilt
exporteren naar een bestand. Als u een profiel opslaat op schijf, kunt u het,
zelfs als u het uit de lijst van profielen hebt verwijderd, opnieuw gebruiken.
❑
Als het selectievakje [Instellingen van toepassing gebruiken] is geactiveerd,
worden het [Paginaformaat], de [Afdrukstand] en [Kopieën] die zijn
geselecteerd in de toepassing gebruikt voor het afdrukken. Zelfs als u deze
instellingen verandert in het profiel, worden de waarden uit de toepassing toch
gebruikt.
● Een profiel verwijderen
❑
U kunt een profiel uit de lijst van profielen verwijderen door op [Verwijder] te
klikken.
BELANGRIJK
U kunt alleen profielen die u zelf hebt aangemaakt, verwijderen. U kunt de vooraf
geïnstalleerde standaard-profielen niet verwijderen. U kunt een profiel ook niet
verwijderen als het op dat moment is geselecteerd in één van de tabbladen voor
eigenschappen.
] te klikken kunt u de volgorde van het geselecteerde