Tonercartridges opslaan
Neem de volgende punten in acht wanneer u een nieuwe tonercartridge opslaat of
bij het hanteren van een tonercartridge die uit de printer is gehaald voor
onderhoudswerk of voor het verplaatsen van de printer.
BELANGRIJK
•
Neem een nieuwe tonercartridge pas uit de beschermende verpakking wanneer u de
cartridge echt gaat gebruiken.
•
Als u de tonercartridge uit de printer verwijdert voor onderhoud van de printer of het
verwijderen van vastgelopen papier, moet u de tonercartridge in de oorspronkelijke
beschermende verpakking stoppen of onmiddellijk in een stevige doek wikkelen.
•
Zet de cartridge niet op z'n kant en niet ondersteboven. Bewaar een cartridge in dezelfde
stand als waarin de cartridge in de printer wordt geplaatst.
•
Bewaar de tonercartridge niet op een plaats waar die wordt blootgesteld aan direct
zonlicht.
•
Sla de tonercartridge niet op een warme of vochtige plaats op, of op een plaats waar de
temperatuur en relatieve vochtigheid sterk schommelen.
- Bereik opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F)
- Bereik luchtvochtigheid bij opslag: 35 tot 85 % RV (niet-condenserend)
•
Bewaar de tonercartridge niet op een plaats waar bijtende gassen, zoals ammoniak
kunnen ontstaan, of waar de lucht een aanzienlijke hoeveelheid zout bevat of waar veel
stof is.
•
Houd tonercartridges buiten het bereik van kleine kinderen.
•
Sla tonercartridges niet op in de buurt van diskettes, diskettestations of toestellen die
magnetisch gevoelig zijn.
■ Condensatie
Ook bij een luchtvochtigheid binnen de voor de opslag aanbevolen waarden, kunnen zich
als gevolg van temperatuurverschillen met de omringende lucht waterdruppeltjes vormen
binnenin de tonercartridge en aan de buitenkant. Deze condensatie heeft een negatieve
uitwerking op de prestaties van de tonercartridge.
De tonercartridge vervangen
5
5-19