Inhoudsopgave
Advertenties
Oorzaak
Verkeerde startprocedure.
Het brandstoffilter zit vol water of is anderszins ver-
ontreinigd.
Defecte brandstofopvoerpomp (ontoereikende brand-
stoftoevoer).
De brandstof is belucht.
Controleer brandstofinlaatrestrictie.
Het luchtinlaat- of uitlaatsysteem zit verstopt.
Brandstofretourleiding verstopt, niet goed aangeslo-
ten.
Eén of meer brandstofinjectoren is versleten of de-
fect.
ECU (Elektronische regeleenheid) of elektrische sen-
sor storing.
Versleten of defecte hoge-druk brandstofpomp.
Injectoren vervuild.
Tabel 18. Motor – start niet of moeilijk te starten (Uitlaatgassen).
Oorzaak
Controleer of er brandstof in de tank zit
De startprocedure is onjuist.
Luchtinlaatsysteem geblokkeerd of belemmerd.
De brandstof is belucht.
De brandstofopvoerpomp werkt niet goed (ontoerei-
kende brandstoftoevoer).
64
Oplossing
Controleer of de startprocedure juist is uitgevoerd.
Zie: Starten van de motor (Pagina 20).
Tap de brandstof-/waterafscheider af of vervang het
brandstoffilter.
Controleer of de opvoerpomp werkt en brandstof aan
de hogedrukbrandstofpomp toevoert. Controleer de
juiste elektrische draden op open stroomkringen of
kortsluitingen.
Controleer het brandstofsysteem op loszittende ver-
bindingen en mogelijke luchtopnamepunten. Verhelp
een of ander en ontlucht dan het brandstofsysteem.
Controleer of de primaire brandstoffilter niet continu
ontlucht.
Maximale inlaatrestrictie tot de brandstofpomp mag
niet meer zijn dan 0,133 bar. Controleer op geknikte
of beknelde brandstofleidingen. Controleer debrand-
stoftank buis op obstructie
Voer een visuele inspectie uit van het luchtinlaat- of
uitlaatsysteem op blokkage of obstructie – zo nodig
verwijderen. Controleer de luchtfilterelementen op te-
kenen van verstopping - vervang ze indien nodig.
Controleer of de brandstofretourleiding niet geblok-
keerd is en is aangesloten op de bovenkant van de
brandstoftank.
Controleer de elektronische foutcodes. Controleer de
elektrische aansluitingen bij de inejctoren (Specialis-
tische taak - Neem contact op met uw JCB Dealer).
Controleer de elektronische foutcodes. Controleer de
elektrische aansluitingen bij de ECU en sensoren.
Controleer de elektronische foutcodes. Voer alle no-
dige foutopsporingscontroles uit voordat u de ho-
ge-druk brandstofpomp verwijdert.
Inspecteer de injectoren. Gebruik de ServiceMas-
ter-testprocedure in de Actuatortest ServiceMas-
ter-gereedschappen. Test en vervang naargelang no-
dig (Specialistische taak - Neem contact op met uw
JCB Dealer).
Oplossing
Zie: Brandstof (Pagina 81).
Controleer of de startprocedure juist is uitgevoerd.
Zie: Starten van de motor (Pagina 20).
Controleer de luchtinlaat visueel op verstoppingen en
obstructies - verwijder die indien nodig. Controleer
de luchtfilterelementen op tekenen van verstopping -
vervang ze indien nodig.
Controleer het brandstofsysteem op loszittende ver-
bindingen en mogelijke luchtopnamepunten. Verhelp
een of ander en ontlucht dan het brandstofsysteem.
Controleer of de opvoerpomp werkt en brandstof aan
de hogedrukbrandstofpomp toevoert. Controleer de
juiste elektrische draden op open stroomkringen of
kortsluitingen.
9841/4056-1
Onderhoud
Foutopsporing
64
Advertenties
Inhoudsopgave
