Motorcontroles na het starten
WAARSCHUWING Fijne straaltjes vloeistof onder hoge druk kunnen door de huid heen dringen. Blijf met
uw hoofd en handen uit de buurt van onder druk staande vloeistof en draag een veiligheidsbril. Mocht er
vloeistof door uw huid heen dringen, roep dan onmiddellijk medische hulp in.
Let op! Zet de motor af en spoor de oorzaak op als een van de volgende omstandigheden zich voordoet:
De waarschuwingslampjes gaan niet uit wanneer de motor is aangeslagen. Het alarmsignaal klinkt nog
steeds wanneer de motor is aangeslagen. De waarschuwingslampjes branden en het alarmsignaal klinkt
wanneer de motor loopt.
Let op! Houd het gaspedaal niet helemaal ingetrapt wanneer de motor is aangeslagen. Voer het toerental
van de motor pas op wanneer het oliedrukcontrolelampje is gedoofd. Als men de motor te snel op volle
toeren laat draaien, dan zou de turbo beschadigd kunnen raken door onvoldoende smering.
Controleer het volgende nadat de motor gestart is
1. Raadpleeg de bedieningshandleiding voor de machine van de fabrikant voor meer informatie.
2. Laat de motor niet met te hoge toerentallen draaien totdat het waarschuwingslampje lage oliedruk uitgaat.
3. Als het waarschuwingslampje niet uitgaat of als het blijft branden terwijl de motor loopt, maak de machine
dan veilig, zet de motor stop en spoor de oorzaak op.
4. Luister naar motorlawaai, abnormaal lawaai moet onderzocht worden om de oorzaak vast te stellen.
5. Controleer de kleur van de uitlaatrook. In 't algemeen zou de kleur van de rook, nadat de motor de
bedrijfstemperatuur heeft bereikt, er als volgt uit moeten zien. Zie tabel 4.
6. Inspecteer op lekkage van smeerolie, met name rond de verbindingen en aansluitingen.
7. Inspecteer het brandstofcircuit op lekkage, waaronder brandstofleidingen, brandstoffilter(s) en hoge-druk
pomp. Zet de motor onmiddellijk af als er een brandstoflek vermoed wordt.
8. Probeer niet om de hoge-druk brandleidingaansluitingen vast te draaien. Probeer niet om hoge-druk
brandstofleidingen te repareren. Als de brandstofleidingen beschadigd zijn of lekken moeten deze door
een bevoegd technicus vervangen worden.
9. Inspecteer het koelsysteem op lekkage, met name rond de radiator en slangaansluitingen.
Kleur uitlaatgassen
Kleurloos of lichtblauw
Zwart
Wit
Motor inloopprocedure.
Nieuwe motoren hoeven niet ingereden te worden. De motor moet meteen op de normale manier gebruikt
worden.
Als de motor voorzichtig wordt ingelopen kunnen de boringen van de zuigercilinders verglazen hetgeen
overmatig olieverbruik tot gevolg zal hebben.
Onder geen voorwaarde mag de motor lang achtereen stationair lopen (bijv. onbelast warmlopen).
De aanbevolen kwaliteit motorolie moet worden gebruikt.
(Pagina 80).
21
Tabel 4.
Conditie
Normaal
Abnormaal
Abnormaal
Zie: Vloeistoffen, smeermiddelen en hoeveelheden
9841/4056-1
Bediening
Starten van de motor
21