17
|
Elektrische installatie
17.1.3 Specificaties van de standaardcomponenten van de bedrading
17.2 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
66
Aanhaalmomenten
Bedrading
Voedingskabel
Transmissiekabel (F1, F2)
Kabel gebruikersinterface
▪
De aardingsdraad tussen de kabelbevestiging en de klem moet langer zijn dan de
andere draden.
Onderdeel
(a)
Voedingskabel MCA
Spanning
Fase
Frequentie
Draaddikten
Transmissiebedrading
Kabel gebruikersinterface
Aanbevolen lokale zekering
Reststroomonderbreker
(a)
MCA=Minimum circuitampère. De opgegeven waarden zijn maximumwaarden (zie
elektrische data van combinatie met binnenunits voor precieze waarden).
OPMERKING
▪
Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de binnenkant van het
servicedeksel).
▪
Voor instructies over de aansluiting van de optionele apparatuur, zie de bij
optionele apparatuur geleverde montagehandleiding.
▪
Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat het servicedeksel nadien
weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden
gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar
worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
Schroefmaat
M4
M3,5
Klasse
50
1,4 A
2,0 A
220~240 V
1~
50/60 Hz
2
2,5 mm
(3-aderige kabel)
H07RN-F (60245 IEC 66)
0,75 tot 1,25 mm² (2-aderige kabel)
H05RN-F (60245 IEC 57)
binnenunit↔buitenunit - maximum 1000 m
(totale draadlengte 2000 m)
binnenunit↔gebruikersinterface - maximum
500 m
16 A
Moeten voldoen aan de toepasselijke wetgeving
Aanhaalmoment (N•m)
1,2~1,4
0,8~0,9
71
112
2,9 A
FXSN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P602817-1A – 2020.05