17
|
Elektrische installatie
17 Elektrische installatie
In dit hoofdstuk
17.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading
17.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van elektrische bedrading
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
64
17.1
17.1.1
17.1.2
17.1.3
17.2
17.3
Typische werkstroom
De elektrische bedrading aansluiten bestaat doorgaans uit de volgende stappen:
1
Controleren of het voedingssysteem voldoet aan de elektrische specificaties
van de units.
2
De elektrische bedrading aansluiten op de buitenunit.
3
De elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit.
4
De hoofdvoeding aansluiten.
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk "Algemene
veiligheidsmaatregelen".
WAARSCHUWING
▪
Al de bedrading MOET door een erkende elektricien uitgevoerd worden en MOET
voldoen aan de geldende wetgeving.
▪
Maak elektrische verbindingen op de bevestigde bedrading.
▪
Alle op de site geleverde componenten en alle elektrische constructies MOETEN
voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
▪
Bij een ontbrekende of verkeerde N-fase in de voeding, kan het systeem defect
geraken.
▪
Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een
piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding
kan elektrische schokken veroorzaken.
▪
Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪
Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders, zodat de kabels NIET in
contact komen met scherpe randen of leidingen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪
Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten geleiders, geen verlengkabels
en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
64
64
65
66
66
68
FXSN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P602817-1A - 2020.05