16
|
Installatie van de leidingen
16.1.2 De koelleidingen isoleren
16.2 De koelmiddelleiding aansluiten
16.2.1 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen
16.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
60
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie
"PS High" op het naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen vereist.
▪
Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
-
met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en 0,052 W/mK
(0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
-
bestand tegen minstens 120°C
▪
Isolatiedikte
Buitendiameter leiding
(Ø
)
p
9,5 mm (3/8")
12,7 mm (1/2")
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer dan 80% bedraagt,
moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik zijn om condensatie aan de
oppervlakte van de isolatie te voorkomen.
Alvorens de koelmiddelleidingen aan te sluiten
Controleer of de buitenunit en binnenunit gemonteerd zijn.
Typische werkstroom
De koelmiddelleiding aansluiten betekent:
▪
De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten
▪
De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten
▪
De koelmiddelleiding isoleren
▪
Houd rekening met de richtlijnen voor:
-
Buigen van leidingen
-
Solderen
-
Gebruik van de afsluiters
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de volgende hoofdstukken:
▪
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid
▪
Voorbereiding
Binnendiameter isolatie
(Ø
)
i
10~14 mm
14~16 mm
Isolatiedikte (t)
≥10 mm
≥10 mm
FXSN50~112A2VEB
CO₂ Conveni-Pack: binnenunit
4P602817-1A – 2020.05